Een gedicht van Helene Swarth 1879-1943
Uren
Als blonde kindren hupplen de Seconden De poort des Morgens uit, vol lichtgeluk. Als kreunende ouden, steunende op hun kruk, Strompelen traag de zware Middagstonden.
Hoofdschuddend, zuchtend, droef-eentonig druk, Tonen zij bloot de nooitgenezen wonden, Tekenen rood op schouderen geschonden Door 't eens zo trots getorste levensjuk.
Dan komen vroom, in slepende gewaden, De zingende Avonduren zilverblank, Wandelend zacht langs bruine schaduwpaden.
Maar hoe zal ik, van middagklachten krank, Beängst en moe van dromen als van daden, Weer vrede vinden in hún stemmenklank?
|