| Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933 NachtegalenIk leef in nacht, maar mane-schijn is buiten,Die leeft in twinkelende vogelen-slag,
 Ik zie hem schijnen door de onzichtbre ruiten,
 Ik wacht, maar ik verlang niet naar de dag
 
 Ondergedompeld wezend ganslijk, ach!
 In dit zwart meer, o liefelijk geluid en
 Wat uit zwart donkere spiegel òp komt fluiten,
 Licht-lieve volk in wat àl duister zag,
 
 Gij komt òp-duikend in lucht legerscharen,
 Licht-glans-gewapend in dees donkre wereld,
 
 O lieve, o onverwachte, o lichte paren,
 U stortend willend golfje in zee bepareld.
 
 Het donker blijft en blijft, mij wèl welkomme,
 Zwart donkre flonker-grot is om me en om me.
 
 Ede, 14 Mei 1894
 
 
 
 |