Een gedicht van Virginie Loveling 1836-1923
Elk volgens zijn natuur
De zwaluw was weergekomen, En zat met de mus op de goot, Zij spraken vertrouwelijk te samen, Verhaalden hun kommer en nood.
De zwaluw vertelde wat angsten Zij al had uitgestaan, Wanneer zij, van de andre gescheiden, Alleen over zee moest gaan.
En hoe zij steeds hoopte en verlangde, In gene wilde natuur, Om weer te mogen komen Naar nestje in de schuur.
De mus sprak van vorst en van ijzel, En sneeuw zo schriklijk hoog, Dat zelfs de schuwe merel Aan ’t keukenvenster vloog.
En hoe zij soms van koude Gemeend te sterven had, En eenmaal, gepraamd door de honger, Bijna in een vogelhuis zat!…
Zij huiverden bij het aanhoren Van die wederzijdse nood, En zaten een ogenblik zwijgend, En peinzend op de goot.
‘O, beter nog te vluchten,’ Zei de zwaluw, ’naar verre strand!’ - ‘Ach, liever nog te lijden,’ sprak de mus, ’in ’t vaderland!’
Uit de bundel: Gedichten (1870)
|