Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
NIEUW AMSTERDAM
In jonge wijk van de oude stad gekomen Waar eind'loos straat aan nieuwe straat zich reit, En langs de banen steenloos geplaveid, De nieuwe wagens zonder paarden stromen,
Gevalt mij vaak een vreemde droom te dromen Door een verwisseling van tijd en tijd, Dat zij, die 'k ging door 't lange leven kwijt, Mij konden hier, weer levend, tegen komen.
Ja, als ik zie in Babyloonse maten, De mensen-nestjes staap'len zich tot straten Naar de eeuw'ge drang van liefde en leed gebood,
Is 't mij als deelde ik in der toekomst groeien, Als kon ik nog in de oude liefde bloeien Met wie vóór mij naar 't scheem'rig rijk ontvlood.
|