Een gedicht van G.W. Lovendaal 1847-1939
In de tuin
Daar hing aan twee takjes, Heel teer en heel zwakjes, Een nestje van hooi en van hei; Bij 't nestje daar zaten Twee vinken te praten Van eitjes, die 't wijfeke lei In de Mei.
Daar gaapten twee bekjes En gilden als gekjes Van honger met gulzig geschrei; En vader en moeder Die haalden al voeder En hadden een drukke karwei Heel de Mei.
Daar klauterde een klantje Omhoog op het randje En 't ander deed even als hij; Op eenmaal daar sprongen Het nest uit de jongen, En uit was mijn pret en voorbij Was de Mei.
Uit de bundel: Kindergedichten (1914)
|