Een gedicht van Gerrit van de Linde 1808-1858
Voor- en nageslacht
Voorgeslacht:
Ruige borst en brede schouders, Leeuwenhart en adlaars oog: Rijzig kroost van reuzenouders Vorstlijk zaad, in adel hoog: Onvergeetbaar voorgeslacht.
Nageslacht:
Bleke kindren, kranke moeders, Neven met een breukband aan, Schele zusters, bochelbroeders, Vaders, die uit kuchen gaan, Ramlend vee, met kwik bevracht, Machtloos, mislijk nageslacht.
Uit de bundel: Mengelpoëzy
|