Een gedicht van Frederik van Eeden 1860-1932
Het zee-geruis
Het zee-geruis zal ik nog dan gedenken als diep in zand, mijn hoorloos oor vergaat, als lichten mild mijn ogen niet meer drenken, als zonder woon mijn ijle wezen staat.
Naar 't zee-geruis zal ik nog dan verlangen als naar het liefst wat mij de wereld dee. Zij zingt de kroonzang aller wereld-zangen, de op zandig veld neerdonderende zee.
Verheugt u toch, gij die dit rijmke lezen en nog in gloed der zonne wandlen meugt de stranden langs, wen mijn verstorven wezen reeds lang ontbeert wat 't zozeer heeft verheugd.
Zegent dan uwe zinne' en uwen dag ! Ik die dit schreef, ging met een hart vol wonden, handen vol euvel, oren vol geklag, en heb het leven toch zo schoon gevonden.
Uit de bundel: Van de passielooze lelie (1901)
|