Een gedicht van Karel van de Woestijne
Ziekte, oude troosteres
- Ziekte, oude Troosteres, wier woorden wégen...
- ‘O Gij, mijn zoon, die duldig leven mag van 't glooiënd denken aan een verre liefde-lach: ik zie hoe in uw oog dromen als zwanen zegen.’
- Ja, ik ben goéd. Maar 'k wilde vrédig zijn...
- ‘Mijn leéuwrik! Gij, die door de nachten heen-gedrongen, de vreugd van de enig-eeuw'ge zonne hebt gezongen, draagt ge de rúst niet meer van de een'ge zonneschijn?’
- Maar ik ben moé: 'k wou in uw woorden slápen...
- ‘Mijn lome bloem in avond-water; o mijn kind;... ik zal u sussen; gij zult rusten; gij zúlt slapen, gij, die de Liefde draagt die niemand heeft bemind.’
Uit de bundel: Verzen eener ziekte (Het Vaderhuis 1903)
|