Een gedicht van Paul van Ostaijen, 1916
Sous les Ponts de Paris
Van alle plaatsen waar Gij uitgestald zijt over de bezette stad schreit Uw triestigheid
men heeft U aan alle hoeken opgehangen om in een offerblok senten te vangen
Nog hebt Gij de kommunie met het volk gevonden het steekt zijn armen in uw warme wonden
Wij steken ons handen in Uw wonden doof en blind zijn wij in ongeloof
Priesters en papen hebben Uw Kadaver geschonden geleerd te geloven ons tastende handen Uw wonden
Men heeft U kerken gebouwd van de wanden zijkt het zilver en goud
Ons geloof is zo klein en zo mat als voor uw beelden de dansende vlam
Aan elke hoek werd gij uitgestald HARLEKIJN van goedzakkigheid en begrijpelike pijn
Gij zijt weer onder ons in al Uw beelden Eén met de bezette stad Uw wenen maakt een put in de steen
Onder Uw beeld ik weet wel het water van de goot maakt een put in de steen maar dat is ook Uw droefenis
Gij zijt herworden onder ons gepijnigde Harlekijn Uw Moeder een schreien geschokte slons
Wij kunnen slechts zien een God gelijk een Harlekijn onze tijd is zo zat van leed en van pijn
Uw laatste menswording is voor het janhagel alleen ik heb U zien deserteren het front
Men heeft Uw weggeworpen wapens niet saamgelezen Heilige Deserteur, dees relikwie kwam niet van pas
Al de kerken zouden moeten tonen op dit uur Uw weggeworpen wapens en Uw deserteursfiguur
Ik heb U zien schommelen onder de bezetting van stad tot stad
flets en flauw uitgetobd en afgemat
Ik heb U gezien in mijn bezette stad in een danszaal de muziek zweeg toen Gij binnentrad
haar trage wals het ritme van Uw gezicht was sterker ZO in triestigheid dan een gebroken cello
en de gigolo's en de hoeren dansten hun trage WALS licht enkel op het triestige ritme van Uw GEZICHT
Ik heb U gezien in een stinkende slop Gij waart met Landsturmman samen
Gij stond onder de opgeëiste werklozen naar Duitsland gingen lange treinen van havelozen
Boven op de dijk houdt Gij mee de wacht met kille hoeren in de regenende nacht
Nu zijt Gij moe en afgetobd de triestigheid in U weer volgepropt
de regen druipt van Uw vuile kletsnatte hennepbaarden over de stad
Droppelt samen met de regen over alle drek van de stad Uw schokkend ritme mee
Uit de bundel: Music-hall
|