Een gedicht van Jan Veth 1864-1925
LANDSCHAP
Hoe kwijnt in 't ronde 't vogelengerucht, Nu de avond komt op vleuglen luw en loom - Daar zinkt de zon in de vergulde zoom Van 't verre ruim der ongerepte lucht.
Breed vloeit, - zoals dit leven in een droom,- Het klare beeld van 't vredige gehucht, In de 'effen spiegel van de stille stroom, Waarop geen enkel vluchtig golfje vlucht...
Zó valt ál wat daar sluimert, ver in 't rond, Gelijk een droombeeld in mijn kalm gemoed, En schijnt dit leven mij een droom te zijn.
Zó klaar, dat, mijmrend, ik in deze stond Een wondre fluistering wel geloven moet, Die dromen leven noemt en 't leven schijn.
|