Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
DE EENZAME
Wagens dragen mijn ramen voorbij Geur van het hooi, de oogst der wei, De maaiers zingen en dansen, Kindertjes vlechten hun kransen, Hoog loops het juligetij.
Eenzame heeft mij het lot verplicht, Woorden te rijen tot blij gedicht, Die vreugden daarin te bewaren, Wijnen voor latere jaren, Dan treden zij purper aan 't licht.
Gaarne zou ik naar 't gouden verschiet Volgen die wagens, galmen dat lied, Volgen die wagens, galmen dat lied, In vrijheid springen en dansen, Met meisjes winden de kransen, Ach, maar zij dúlden mij niet.
Uit de bundel: Herscheppingen
|