Een gedicht van Victor A. dela Montagne 1854-1915
Het huizeke
Ik weet er op een Hollands plein een aardig huiske klein en rein, van rode tichelsteentjes gebouwd en vast wel een paar eeuwen oud.
Puntgeveltje, met trapkens vier, vijf, zes, met houten luifel en hoog bordes, half verscholen in loverpracht, spiegelt het zich in de stille gracht ;
en als er een zonnestraal over zinkt, al wat er aan is schittert en blinkt de ruitjes in de vensterboog en 't gouden weerhaantje heel omhoog .
Wat heeft er dat huizeke klein en rein al niet beleefd op het eenzaam plein ? Wat zag het, sinds het daar heeft gestaan, geslachten komen, geslachten gaan . . !
Wat zag het wissling van wel en wee van nood en welvaart, krijg en vree ! Wat borg het al niet in zijn schoot, ontwakend leven, nakende dood . . .
Toch, gingen jaren en jaren voorbij het bleef gespaard, een uit de rij, het bleef gespaard en staat nog recht, 't voorname geveltje, sterk en hecht.
't Lijkt wel,zó oud, toch zo keurig en net, een besje met helderwitte cornet, wanneer haar rimplig verslenst gezicht een frisse, jeugdige lach verlicht .
Gedichten (1882)
|