Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema
Herfstregen
De regen kust mijn vensters weer, De donkre winden sollen Het droeve liedje van weleer Langs alle huizebollen;
Een dorre tak gaat heen en weer, En van zijn blâren rollen De natte tranen telkens neer - Altijd weer volgezwollen.
0: met de zon om 't hoofd gewonden, Met geld en goed en zoet-gezind - Wie heeft de Mei geen vreugd gezonden?
Maar in de Herfst, bij regenwind - Zeg: heeft er één de moed gevonden - - Ach! 'k weet - ik ben een heel laf kind!
Eerste oogst (1912)
|