Een gedicht van Jacob Winkler Prins 1817-1908
Diep
In 't diepste diep ligt het gezonken schip…. Diep ligt het schip in 't onderzeese dal. De groene zeeplant slingert overal Haar rank 't salon in ; slingert zelfs haar tip
Hoog langs de mast op, rond de ontblote rib. Zij slingert òp zich tot den gouden bal Van wat de vlagstok was, kruipt door den stal En woekert welig in het vette slib.
De blanke tanden in de kop, die loert, Waarlangs de lach vloog, zijn thans zinder scherts. De stem is stil, die velen heft vervoerd
Tot grote vreugde door haar klank van erts Soms door een rimpling van omhoog geroerd Klinkt nog een klacht in treur-mineur van terts.
|