Een gedicht van J.J.A. Goeverneur 1809-1898
De hond en de kat
De hond en de kat. Wel hoe blaft gij zo, Kardoes? Ha, 't is tegen onze poes. Ze is u zeker weer ontlopen En daar in de boom gekropen. Nu, 't is goed, dat zij maar vlucht; Want gij bijt haar soms geducht.
Poes bleef zitten op de tak, Net als sliep ze op haar gemak; Maar, toen vriend Kardoes ging lopen, Deed zij gauw haar ogen open, Sprong er af en liep naar huis, Maar ving eerst op weg een muis.
Fabelen en gedichtjes (1873)
|