Een gedicht van Prosper van Langendonck 1862-1920
't Is me of ik uit een lange droom ontwaakte
't Is me of ik uit een lange droom ontwaakte; weer slaan mij vreugdevlammen in 't gelaat, en wat ik ál doorstond, in bittre haat, gaat op in 't hoogtijdsvuur dat groots ontblaakte. Hoe lang heb ik gedroomd - wie weet? het staat geboekt op treurge bladen, - sinds daar kraakte mijn ganse wezen en het leven staakte zijn wondergang? - o bron van zoveel kwaad! Maar 't is nog tijd: weer voel ik 't harte zwellen, dat als een feestklok luidt, met volle klank, en 't heerlijk lied van bede én hulde én dank, uit vrije borst mij naar de lippen wellen, als 't leven zelf, éénklank van smarte en vreugd, - diepgolvende uiting van dees wondre jeugd!
Van Nu en Straks. Jaargang 2 (1897)
|