Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1839
VOL NAALDEN VLIEGT DE LUCHT
Vol naalden vliegt de lucht, vol priemend ijsgekertel, dat glinstert in de zon, en, met de asemtocht gezwolgen, kilt en kerft de kele en ‘t haargespertel, dat in de neuze temt de toevoer van de lucht.
‘t Is bijtend koud. Een spree van witheid, ongemeten, ‘t zij waar ge uwe ogen vlucht, ligt overal gespreid; ‘t is snee tot in uw huis, ‘t komt snee door al de spleten; ‘t is snee, ‘t is immer snee, en al sneeuwwittigheid.
De wind komt, wild en boos, gesnoeid uit alle gaten; geen ruste en wilt hij, eer hij eenmaal weten zal dat ‘t volk verdwenen is, en hem wilt meester laten... ‘t Is bijster, bijtend koud, en ‘t wintert overal.
----------------------------------- priemend ijsgekertel - priemvormige ijskristallen met de asemtocht - met de adem ’t haargespertel - verwarde neushaartjes temt - hindert spree - sprei snee - sneeuw gesnoeid - snijdend aangewaaid
Tijdkrans
|