Een gedicht van B.W.A.E Sloet tot Oldhuis
LANGS DE DOORNENHAAG
Ja! ik min u, Doornenhagen! In uw vrije, wilde groei, Die wij na de winterdagen In uw sneeuwwit reine bloei, 't Bruidskleed der natuur zien dragen, Schoon nog 't woud ontbladerd staat. Struikjes winnen 't van de bomen, Immers 't oog reeds langs uw zomen Groene plekjes gadeslaat. Daar, in de eerst versierde struiken, Door de zuiderlucht gekust, Zien wij ook het eerst ontluiken Mingekweel en liefdeslust, Wordt ook 't eerste bruiloftsfeestje Door de grasmus voorbereid, En hoe netjes 't lieve beestje Haartjes door zijn bruidsbed spreidt! Nog een vrijer en een vrijster Zitten aan elkaars zij, Want ook reeds bepraat de lijster, Waar 't hun veilig wonen zij. De ekster, op een top verheven, Waar de haag naar boven schiet, Laat zijn schalkse blikken zweven, Of zij hem een schuilplaats biedt, Om zijn vesting in te bouwen Met een kleine, open mond, Waar hij ver in 't rond kan schouwen, Of me' een aanval onderstond; Straks vlecht hij een dak van doren, voor zijn jeugdig broed beducht, Dat geen havik 't wijfje storen, 't Kroost mocht voeren in de lucht. Ras bekleedt hij als de wanden Met een dikke brij van leem, Wie hem hier durft aan te randen, Stuit op een versterkte heem. Snippers, linten gaat hij roven, Waarom hij een ekster heet; Om het kale broed te stoven Wordt de wand er mee bekleed.- Aan het kirren kan ik horen, Dat het minziek veldhoen al 't Kuiltjen onder dichte doren Tot zijn nest bereiden zal; En nu zal 't niet lang meer duren, Of het ruist hier in de haag, In de dauwende ochtenduren, Melodiën, hoog en laag, Zachte, zaamgesmolten koren Met verschil van toon en wijs. Doe uw best dan! Laat u horen, Vlasvink! Tukker! Merel! Sijs! 't Zachte rood der wilde rozen Zien wij, waar de sneeuwbal pronkt, Door de groene blaadjes blozen, Van het eerste licht belonkt. Kamperfoelie kleedt de randen Langs de hele hage heen; Winde hangt er in guirlanden; Paarse wikke wiert dooréén. Zulke bloemen, zulke zangen, Stemmen 't hart tot poëzie, Kweken een geheim verlangen Naar een hoger harmonie.
Winteravondrood, de Lange, Deventer(1877)
|