Een gedicht van Jan van Nijlen 1884-1965
Eenzaamheid
De mens is eenzaam tot en met zijn dood. Nooit is één liefde, nooit één vriendschap klaar, En, zelfs geboren uit dezelfde schoot, Zijn wij nog vreemden voor elkaar.
Wat weet ik van mijn zuster en mijn vader, Wat van mijn moeder en mijn eigen kind? En is mijn vrouw mij altijd zoveel nader Dan de arme meid voor 't eerst bemind?
Nooit kan een hart een ander overwinnen; Van lief tot minnaar en van mens tot mens Kunnen wij nooit geheel volmaakt beminnen; Er is altijd een kloof, een grens.
't Is niet eens zeker dat de dood verenen Kan wat het leven onmeedogend scheidt, En er bestaat niet, van Parijs tot Wenen, Een koffiehuis 'In de Eenzaamheid'!
|