Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Dood
En statig dalen, slank in blank gewaad, Maagdengestalten, in de maneschijn, Van brede marmertreden, tot waar staat Een blanke baar, - in 't kistje een kindekijn.
't Ligt wit en weerloos op het wit satijn, Een sneeuwwit rozenkransje om 't lokkenblond. De stille glimlach van wie zalig zijn Trilt, als een vlinder, om zijn vredemond.
De blanke maagden naadren, éen voor éen, En kussen 't kindje en geven 't elk een palm En gaan dan heen, met klacht en zacht geween, Achter een zwarte voorhang. - Nu is 't kalm...
En zeven kaarsen branden in de zaal En zeven lelieën bloeien om de baar. En ver, in 't woud, weeklaagt een nachtegaal En weent een vedel: ze antwoorden elkaar.
De Gids jaargang 1892
|