Een gedicht van E. Laurillard 1830-1908
JANUARI
Dik ligt de sneeuw in veld en woud En 't Noorden huilt zijn somber lied: 't Is alles doods en vaal en koud En levensteek'nen zijn er niet.
Geen levensteek'nen? Richt uw oog Naar 't klein vertrek daar ginds, bestraald Door zachte glans, die van omhoog Rooskleurig door de venst'ren daalt.
Nieuwsgierig staat een kinderpaar Dicht bij de wieg; ze tillen 't kleed En zien op 't wicht, dat, - wonderbaar! - Bij hen in huis zijn intree deed.
Dus mocht dan toch bij 't stormgegier, Zo koud, als de adem van de Dood, Een levensknop zich oop'nen hier, Tot vreugde en wee, tot lust en nood.
|