Een gedicht van Willem Kloos 1859-1939
Ik weet heel goed, dat ge, in 't diepst van uw wezen
Ik weet heel goed, dat ge, in 't diepst van uw wezen, Mij met een koele vergetelheid haat, En dat, wat ik zing, als gij 't leest, u gaat Als een sombre windvlaag voorbij, gerezen
Uit verre streken, waar zeer lang voor dezen Gij mooglijk getoefd hebt, maar waar nu staat Geen enkle gedachte uwer ziel meer, kwaad Dat nog dat Verleên een Toekomst wou wezen...
Maar toch wil ik zingen, opdat uw oor In streling gewiegd op weeldrige tonen Iets waarlijk-waarachtigs op de aarde hoor'!
Want 'k zweer, dat 'k waar ben, als geen die hier wonen, Opdat wat gij hoort, in mijn Lied, van 't Schone Op uw verdre tocht door 't Leven u schoor'!
------------------------- uit: Verzen II (1902)
|