Een gedicht van Jacobus van Looy 18550-1930
Mijn alleroudst verhaal heb ik verzwegen
Gebeurd verhaal, verhaal van jaren hèr, Wat zuster deed met mij? Hoe ik als kind, Jongste van arm gezin, soms, vader blind Geleidde door het stadje, her en dèr.
Hoe 'k op zijn schouders zat dan, hoog en vèr Uitkeek, voor hem; voor gracht en stoep gezwind Waarschuwen moest; en hoe zich vasthield 't kind Lach-vrezende uit zijn oogjes als gestèr.
Oude geschied'nis door een brief aan 't gloren... O leven waar niet veel raakt in te lore... Herdenken wij de sprook van vader, zoon:
Zie me dat kind eens aan, zijn wonder-loon... Dat zitten op de schouders van een blinde, De lange weg door nacht en zon en winden.
|