Een gedicht van Albrecht Rodenbach 1856-1880
DE ZWANE
Des hemels spiegel, mild en fris, de lucht in 't ronde lavend, daar ligt de vijver maagdelik schoon in stille zomeravond.
En kalm in hare avondlust, bij 't zoet gesching der mane, ligt langzaam drijvend op het meer de dromerige zwane.
De dichterlike vogel mint het maagdelike water, en baadt wellustig, spiegelt, drinkt, aanhoort het lief geklater.
En onbewust bemint hem 't meer en streelt zijn blanke veder, en klatert zacht en spiegelt hem zo teer zijn beeldnis weder.
Doch weiger en bescheiden in bewondering verslonden, nooit heeft des vogels reine min die maagdelikheid geschonden.
-------------------------------- weiger - omzichtig
|