Een gedicht van Jan van Nijlen 1884-1965
Ziekte
Wanneer men ziek te bed ligt en de nacht In slaaploze uren wegglijdt zonder dromen, Als van de dagen die men heeft verwacht Men zeker weet dat nimmer één zal komen,
Luistert men rustig naar 't geruis der bomen En naar de regen. En de sombre klacht Die door het duister vaart is welgekomen: Men weet zich eenzaam, alles lijkt volbracht.
Zó is het best, zó hoeft de strenge dood Met zachte waan ons niet meer te overreden. Men ziet in hem de laatste bondgenoot,
De ultieme vriend, die onz' vermoeide leden In vage droom, bij 't kille morgenrood, Voert naar een oord (men zegt: een oord!) van vrede.
1933
|