Een gedicht van Edward Koster 1861-1937
Er ruist een zachte...
Er ruist een zachte roffel door de blaad'ren Der populieren aan de zoom der weide; Zij tromm'len aan hun ranke takken blijde De zomer te gemoet, die stil komt naad'ren.
In de elzebosjes aan de kant der sloten, Doorgeurd van honingklavers en kamillen, Hoor ik de lentewind zijn liedje trillen Met lang-gerekte, zangerige noten.
Op halmen wieg'len statig korenaren Hoog boven paarsig-blauwe korenbloemen; De koekoek zit zijn eigen naam te roemen, Zich diep verschuilend in de dichte blaáren.
Gedichten (1888)
Illustratie: De koekoek zit zijn eigen naam te roemen...
|