Een gedicht van Jan Prins 1876-1948
HET GEURIGE VELD
Amangkoe Rat heeft meer dan dertig jaren in 't oude rijk Mataram geregeerd, en meer dan onder Soeltan Agent waren in list en lust zijn Machtigen volleerd.
Meer nog dan in zijn vaders wrede tijden lag zwart gebrek in 't leeggeroofde veld. Dood en verwoesting, vuur en zwaard verspreidden zijn trotse naam in daden van geweld.
Totdat hij zat van zinnen, in het slijten van ledige uren zijn voldoening vond: Amangkoe Rat, de Keizer, dreef zijn geiten over de pleinen van de Kraton rond.
Toen, in zijn ouderdom, kwamen de dagen van tegenspoed, de dagen van gevaar: zijn Huis verdeeld, zijn oversten verslagen, van angst en afschuw zijn gedachten zwaar.
't Verraad sloop rond. De Madoerese benden drongen tot in zijn open hofstad door. Amangkoe Rat, de Keizer der Ellende, Werd als het wild, de jagers op zijn spoor.
Hij vluchtte, maar 't vermoeide leven kwijnde in 't lijf, waarvoor hij zwervend toevlucht zocht. Toen vroeg de vorst alleen, dat na zijn einde een geurig veld zijn lijk ontvangen mocht.
Hij stierf en door zijn enkele getrouwen werd aan de uitgesproken wens voldaan. Nu brengen op zijn graf bedroefde vrouwen haar wierook en haar wilde bloemen aan.
Kinderen spelen er, bejaarde wijzen zoeken de boom, die van de heuvel helt en schaduw schenkt, en vrome pelgrims reizen eerbiedig naar het zoet geurende veld.
------------------------------------------------------- Amangkoe: Javaanse titel van de sultans van Djokjakarta.
Tochten (L.J. C. Boucher, Den Haag.)
|