Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
Tot de gesluierde zomer
Wat wilt ge, o Zomer, 't aanzicht niet ontbloten, Maar schuilt en houdt de sluier voor die ogen, Die ons te aanschouwen nimmer nog verdroten, Hoe vaak ook hun beloften ons bedrogen.
En schoon ook soms die plooien het gedogen Dat onze blikken langs uw leden schoten, Wat troostten ze ogen, die niet drinken mogen Stromen, die u uit de open ogen vloten?
Vertoon u Zomer, laat de macht'ge plooien Der slui'ren, die voor 't geestesoog verdonkren Der godheid beeld u niet tot voorbeeld strekken.
Onthoud ons de gena niet van uw trekken Zo niet bij dag, bij nacht uw ogen flonkeren Grauw zijn de schoonheên, die uw leden tooien.
juli 1907
Proza en Poëzie (1936)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/hein_boeken.jpg)
|