Een gedicht van Frederik Hemkes 1854-1887
IN ENE WINTERNACHT
Op bergen had de winter hoog Zijn witte vaan geplant, En zag met koud en glinsterend oog Omlaag op 't groene land.
Dáár rustte gouden zonnegloed Op 't langgepluimde gras; Dáár toefden warmte en overvloed, Alsof het zomer was.
Of was de lucht niet blauw en klaar, Al kromp de blijde dag? Geen bloempje nam de vijand waar, Die op de hoogten lag, -
Eer, in het grauwe nevelkleed, Dat kilheid met zich droeg, De berggeest van zijn sterkte gleed, En kleur en geur verjoeg.
Wat lente koesterde in haar schoot, Wat heel een zomer bracht, En herfstmaand spaarde, werd gedood In éne winternacht.
Astrea, 1(1881)
|