Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930
VLOEK NIET DE ZON!
Vloek niet, o vloek niet de zon,
m'n broer, die zo zwaar draagt uw last, touwen en lijnen zijn om u getast, hoog glijdt de boot in de zon.
Rafel van kleed hangt naar neer van uw borst, uw ogen en slapen zijn wild omvloten, maar de haat, de haat uw oog ontschoten
0
vloekt de zon, vloekt de zon op uw borst.
Bittere man die nu bukkend gaat, Aarde en Hemel zingen een lied, gij bukt en gij hijgt ende ziet het niet, de zonhaat snijdt door uw gelaat.
De Hel die de aard is, is door u betreden; een arme schoot was het die u droeg, 'n arme vrouwe die 't eerst tot u loech, daarom buk en hijg en heb vrede.
Daarom buk en hijg tot uw adem glijdt mee met -de adem -des Hemels, het aadmen der zee: dan zal uw kind weer de trekker zijn. en vloeken der zonne doorlaaiende schijn.
Zonne die heerlijk en licht maakt de Heemlen, zonne die 't bloed door ons aren doet weemlen, zonne behoedster, beschermster, bewaakster, zonne al-lichtende levenmaakster, zonne die baart wat de wereld al ziet, genadig zij hem ende belg u niet
om de smaad om de smaad van zijn mond, gezegend heerlijke zon.
Zangen van hoop
|