ik verhaal u van de man schouw zijn diepste wezen, als dat al kan:
naar binnengaan ofwel mijn ziel door eigen ogen lezen
in mijn aard ben ik ziende blind niet dat ik dat zo wil of dat intimiteit mij ontgaat nee, het is de waarneming van de immer schone vrouw te paard en het jachtgedrag waarop ik mij verlaat
het versmalt het zicht tot oerbeeld van de perfecte moeder en maagd zo zuigend en basaal ik zie daar voortdurend de engel galopperen, de gemalin van oppergod Baäl
zo ben ik, is de man als u ons wilt begrijpen zult u uw verbeelding moeten rijpen tot het inzicht van een korrel zand pas dan raakt u de diepte van het mannelijk zielenland
ik ben al vroeg gestorven het geloof in mijzelf is mij niet geschonken heb mijn ziel ook nooit gevonden: is in mijn ontluikende dageraad verdronken
er groeit een rode roos op mijn graf zonder dat ik hem ooit water gaf
ik zie de zon door het zwarte raam voel de kou door hete vuren heen maar niemand kan mijn naam ontnemen die is van mij alleen
er groeit een rode roos op mijn graf zonder dat ik hem ooit water gaf zou er dan toch iets zijn wat ik niet zie en mij laat leven ondanks mijn vroege pijn
vandaag, te weten hedenmorgen wordt in Avericht een standbeeld in brons onthuld
het is ter mijner ere opgericht het was niet mijn wens maar sta daar nu verstild te wachten onder een wit laken verhuld
dagen lang heb ik moeten poseren opdat het dorp tot in einde van dagen mij kan vereren
na een treurige mars van de fanfare glijdt het doek naar benee daar sta ik dan ernstig uitziend over de dorpelingen nu kunnen wij u altijd gedenken zei de burgervader tevree
op een bordje staat vermeld
-dit openbaar urinoir is opgericht voor een heer van stand in hem gedenken wij een arrogant mens bewater hem onbeperkt neem het heft in eigen hand-
Jantje gaat op reis hij wil heel ver weg neemt Gijs, het beertje onder de armpjes mee zo denkt hij nu ga ik een keertje
op zijn rode sokjes stapt hij over de stoep en roept naar Fietje ga met me mee we gaan naar de kerstman die rijdt op een grote slee
het is wel ver lopen zegt het beertje oh, zegt Jantje, dat is niet erg ik heb van sinterklaas een trein gehad ik haal hem van papa's kamer ja. zei Fietje, dan worden we, als het regent, ook niet nat