Werkwoorden met een D
Een D gaat altijd mee.
Als er in een werkwoord een D zit blijft hij altijd.
Voorbeelden: worden vinden houden
De D blijft altijd: ik word, jij wordt, word jij, zij wordt. ik vind, jij vindt, vind jij, zij vindt. ik houd, jij houdt, houd jij, zij houdt.
Altijd blijft die D. Soms komt er een T achter. Je kunt het niet horen.
Daar is een trucje voor: gebruik het woord LOPEN
Kijk maar naar het verschil: jij wordt jij loopt word jij loop jij
Als je loop zegt hoor je geen T, dus schrijf je hem ook niet achter de D
Branden = D woord: De D blijft altijd.
Het huis brandt af. Het huis loopt af. Dus ook een T achter de D.
Wordt vervolgd.
26-03-2009 om 10:22
geschreven door DT geen probleem
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 2/5 - (16 Stemmen)
|