Hallo beste lezers.
Ik ben Roger Van Goethem, uw gastheer.
Vorig jaar is mijn vierde boek verschenen.
Het boek heeft de veelbelovende tittel
‘Erop en erover’ Het is een verzameling van
ludieke verhalen en kwajongensstreken uit mijn jeugd.
Mijn vorige werken zijn: ‘De trap der wijsheid’, een jeugdroman, ‘Pinkske’ een kinderboekje, en ‘De zevende hemel’ een bikkelharde misdaadroman.
Victor poetste met een vochtige zeemvel het glazen schap achter de tapkast. De herbergier ging een stap achteruit en keek tevreden naar de stofvrije bierglazen die glanzend stonden te wachten op de dorstige klanten.
Victor wandelde naar de buitendeur, schoof de grendel weg en draaide het plaatje van gesloten naar open.
Het was pas 9u30 uur in de voormiddag, rond 11 uur kwamen gewoonlijk de eerste klanten.
Nauwelijks stond Victor terug achter zijn toog of de deur zwaaide open. Een klant die Victor nooit eerder had gezien, kwam de gelagzaal binnen gestapt.
Het was een klein mijnheertje, midden in de vijftig, met een blauwe jeansbroek en een slobbertrui. Hij droeg een groot pak onder de arm en nam plaats op de barkruk vlak voor Victor.
Goede morgen, voor mij een koffie, bestelde de man.
Goede morgen mijnheer,antwoordde Victor en hij schoof een kop onder de koffiemachine.
Vroeg op stap mijnheer, u bent mijn eerste klant vandaag,ging Victor verder.
Ja, ik moet al om 10 uur op het gerecht zijn,zei de man en hij zette voorzichtig het langwerpige pak vertikaal op de tapkast.
O, dat is nooit prettig,zei Victor terwijl hij nieuwsgierig naar het pak keek.
Dat kan je wel zeggen mijnheer en dan nog voor een echtscheiding, Het ergste is, het kost stukken van mensen.
Victor knikte begrijpelijk.
Op een dag, ik kwam thuis van mijn werk, alles, maar dan ook alles was weg. Al mijn meubelen, elektrische toestellen en noem maar op. Alles, behalve mijn kleren en deze vaas had ze laten staan.
De man nam het pak van de toog en deed het papier er af. Er kwam een grote Chinese vaas tevoorschijn.
Deze is ze vergeten, ik heb ze nog van mijn grootmoedertje geërfd.zei de man.
Victor schudde het met op elkaar genepen lippen het hoofd.
Ik ben bijna blut door dat mens. Maar ze moet niet denken dat ik het daar bij laat. Ik zal vechten tot ik de helft van mijn spullen terug krijg. Al koste het mijn laatste cent.
De arme kerel, hij ziet er moedeloos uit,dacht Victor.
De man slurpte van zijn hete koffie.
Mijnheer mag ik u een gunst vragen? Ik kan moeilijk met die vaas in de rechtzaal stappen. Zou u ze voor mij willen bewaren tot ik terug ben?
Natuurlijk,zei Victor, kom geef ze, ik zal ze hier achter, naast de glazen zetten, zo kan er niets mee gebeuren.
O, dat is vriendelijk mijnheer. Het zou erg zijn als er wat aan mocht komen, een erfstuk, en mijn grootmoedertje vertelde mij dat ze ook wel wat waarde heeft.
Ik zal er goed op passen mijnheer,beloofde Victor.
Dat is vriendelijk mijnheer, Ik moet er nu vandoor, tot straks.
Ik hoop het beste voor u beste man,zei Victor en hij keek het heertje medelijdend na.
Enkele minuten later kwam er een andere klant het café binnen.
Een deftige heer, gekleed in een blauw maatpak, zette zich met zijn krant aan een tafeltje.
Goede morgen wat zal het zijn voor u mijnheer?vroeg Victor beleefd.
Een koffie en een cognac,bestelde de man.
Zijn blik dwaalde de herberg rond. Plots viel zijn oog op de vaas.
Mijnheer die vaas, bent u gek dat u die hier zo maar in uw café zet!
De man stond recht en liep naar de vaas toe.
Wat een pracht exemplaar, Mijnheer, dit is een echte Ming, dat weet u toch?
Victor trok de schouders op en keek naar de kerel als een kalf dat van de kar gevallen was.
Mijnheer, ik ben antiquair, verkoopt u die vaas niet?
Die vaas is niet te koop.
Niet te koop, niet te koop, alles is te koop. Ik geef er u 10.000 euro voor.
Victor schrok.
Mijnheer ik zei u toch die vaas is niet te koop.
20.000 euro handje contantje.zei de antiquair.
Neen mijnheer, die vaas is nu niet te koop. Ik moet er eerst met mijn vrouw over praten. Hebt u een naamkaartje dan zal ik u nog bellen,zei Victor die een duivelse ingeving kreeg.
De man viste een visitekaartje uit zijn portefeuille, betaalde zijn consumptie en vroeg nogmaals. Mijnheer kunt u echt nu niet beslissen? 25.500 en dit is mijn laatste bod
Neen mijnheer, ik bel u nog wel.
Victor bekeek het met bladgoud omkaderde kaartje, Vermeulen antiquair, las hij.
Tien minuten, nadat de antiquair vertrokken was kwam de eigenaar van de vaas terug binnen. Hij zag bleek.
Jongens, ik ben geruïneerd, ik heb haast geen rotte cent meer en ik zou naar een goede advocaat moeten stappen, of dat wijf stroopt mij het vel van de knoken. Klaagde de man.
Misschien kan ik u helpen mijnheer.zei Victor.
Mijn echtgenote heeft uw vaas gezien, zij vindt ze zeer mooi ik wil ze wel van u kopen, zo doe ik tegelijk nog een goede daad.zei Victor schijnheilig.
Het is een erfenis mijnheer, ik ben er zo aan gehecht.
Ik geef er u 1.000 euro voor.zei Victor genereus.
Neen, daar spring ik niet ver mee, en mijn grootmoedertje zei dat ze wel wat waarde had, 2.500 euro cash en het is de uwe.
Goed, omdat ik zo met u begaan ben. Ik ga achter het geld halen.zei Victor gretig
Even later gaf Victor de man 2.500 euro.
Bedankt mijnheer, u hebt een groot hart,zei de man nog voor hij de zaak verliet.
Victor wreef zich in de handen, wat een winst.
Nauwelijks was zijn bedrogen klant verdwenen of hij nam het kaartje en belde naar het nummer van de antiquair.
Dit nummer werd niet toegekend,klonk een metalen stem aan de telefoon.
Maar weer vertelde de stem in zijn gsm nummer niet toegekend
Victor kreeg het warm en koud tegelijk. Er begon iets tot hem door te dringen. Hij nam de vaas van het schap en bekeek ze aan alle kanten, tot hij aan de onderkant Made in Tai wang zag staan, toen viel het gedrocht in duizend stukken tegen de grond.
1945, de oorlog was voorbij en dat moest gevierd worden.
Het leek wel of de mensen niet meer konden stoppen met feesten. De vijf eerste jaren na de oorlog en ook nog begin de jaren vijftig was elke gelegenheid goed genoeg om uitbundig te fuiven. Sint-Niklaas, Kerstmis en nieuwjaar werd nadien nimmer zo intens meer gevierd.
Met de feestdagen was Hartje Antwerpen een lichtfestijn. Alle straten van de Grote Markt, tot de Dambruggestraat, kilometers lang, fonkelde in het donker de kerst verlichting. Honderden flikkerende kerstbomen veranderden de straten in een elektrisch imitatie bos. Half Antwerpen was op de been om al dat moois te bewonderen. Op de Groenplaats stond een lichtfontein dat danste op de tonen van vrolijke kerstliederen.
Ik als knaap werd vooral gefascineerd door de etalages van het grootwarenhuis GB. Ieder jaar met Sint-Niklaas werden een drietal grote uitstalramen omgetoverd in een waar sprookjesland, telkens in een ander thema. Het waren toverachtige taferelen, waarbij met behulp van mechanische poppen, het laatste nieuwe speelgoed werd tentoon gesteld. In het midden van die wondere kleurenpracht, zat statig op zijn majestueuze troon de Sint, met naast hem zijn trouwe zwarte knecht. Rond hem dartelden frêle en zacht groene voile geklede elfjes. Minuten lang stond ik met open mond naar al die magie te kijken.
Ik heb nooit begrepen hoe Sint-Niklaas het klaarspeelde, om mij even later, op de tweede verdieping op zijn schoot te zetten. Nu ja een heilige kan toveren stelde ik mijzelf gerust.
Met de belofte van het mooie speelgoed dat hij mij nog ging brengen, stuurde Klaas mij, net als de andere kinderen met een appelsien en een blikken knippertje het warenhuis in. De kakofonie van de tientallen lawaaierige speeltjes vulden het magazijn met een oorverdovend klepperend geluid.
Maar geen mens stoorde er zich aan. Niemand, want iedereen leefde toen in een eindeloze feeststemming.
Eerst was ik verliefd op het standbeeld van een naakt jong meisje, in het Middelheimpark te Wilrijk. Maar omdat zij bij nader inzicht steenkoud bleek te zijn maakte ik het af. Daarna werd ik smoor op een glanzende foto van Brigitte Bardot, maar toen zij scheurde viel ook die liefde aan stukken.
Tenslotte vond ik mij een echt lief.
Ik was toen zestien jaar. Ivette heette zij.
Ik ontmoete haar op een zonnige, frisse middag in april. Het was tijdens het verjaardagsfeestje van een vriend. Er werd flink gevierd, de ouders van de jarige, ver op hun tijd vooruit, hadden hun zoon carte blance gegeven en waren er die middag op uit getrokken, zodat zoonlief gans het huis voor hem alleen had. Ronny had enkele jongens en meisjes uitgenodigd, er werd gedanst, gerookt en limonade gedronken. Sommige jongens waagden zich zelfs aan een pilsje. Ik had zo iets nog nooit meegemaakt en zat stilletjes op een bank toe te kijken naar een paar koppeltjes die wang tegen wang over en weer wiegden bij de zweemzoete stem van Pat Boone.
Yvette, stond aan de andere kant van het vertrek te dromen. Het was een klein, aardig, pittig meisje. Onze blikken kruisten elkaar. Het was alsof ik door de bliksem getroffen werd. Ik werd iets raars gewaar, later begreep ik dat het vlindertjes waren die in mijn buik fladderden.
Meer dan een uur lang zaten wij elkaar aan te staren. Telkens ik merkte, dat zij doorhad dat ik naar haar keek, wendde ik schuchter mijn ogen af. Ik was te bleu om verder iets te ondernemen.
Tenslotte vroeg zij haar jasje en vertrok. Hoewel zij een jaartje jonger was dan ik, had zij meer lef in haar kleine teen dan ik in mijn hele lijf, want zie, daar kwam de gastheer, die haar buiten liet, terug naar binnen.
Roger, Yvette wil je iets vragen,zei hij.
Ik ging naar de gang. Het meisje was klein van gestalte slechts 1,58 vertelde zij mij later. Zij wachtte even, zag dan dat er toch niets zou gebeuren als het van mij afhing, dus nam toen zelf het initiatief. Zij sloeg haar armen om mijn hals richtte zich hoog op haar tenen en kuste mij hevig. Een tongkus, ik had er al veel over gehoord maar het nog nooit eerder gedaan en het lukte zonder vooropleiding.
Wij voegden ons daarna terug bij de anderen. De rest van de middag plakten wij tegen elkaar bij het gekreun van Pat Boone, Niele Sedaka en de Paul Anka.
Ivette en ik bleven ongeveer een jaar met elkaar. Wij hebben nooit echt gevreeën, maar het was mooie en pure April love.
Door een dom ongeval was mijn achillespees afgescheurd.
Toen die terug gehecht werd moest ik voor een paar dagen in het ziekenhuis blijven. Zo leerde ik Swa kennen.
Vroeg in de morgen, reed men zijn bed in mijn kamer, schuin tegenover mijn slaapstonde. Ik schrok even van Swas uiterlijk, zijn matte ogen diep in hun paarse kassen, zijn ingevallen slapen en wangen, zijn uitstekende haast ontvleesde jukbeenderen, zijn mond zonder lippen, zijn grauw bleke huid, het leek wel of de dood ongeduldig om zijn aangezicht zweefde.
Swa werd begeleid door zijn zoon en schoondochter.
Eerst dacht ik dat Swa sliep, tot hij zijn klep opentrok, en het was een klep!
De verpleegster vertelde hem waarvoor al de knoppen van de afstandsbediening dienden om zijn bed in alle mogelijke standen te zetten. Swa luisterde nauwelijks, terecht trouwens, want bij iedere beweging kreunde hij van de pijn.
Op welk knopje moet ik drukken om u te roepen suske? vroeg hij met zijn stem van 10 beaufort.
Het rode mijnheer,zei de verpleegster.
Swa hield de afstandsbediening vlak tegen zijn neus.
Wijs het mij nog eens schatteke, ik zie niet zo goed meer!riep hij want met zijn gehoor was het ook niet al te best gesteld.
Ja, ons va ziet heel slecht, thuis leest hij met een bril die op een verrekijker lijkt,bevestigde zijn schoondochter.
Het is het bovenste knopje, zo kunt u zich nooit vergissen mijnheer,besloot de verpleegster slim.
De zoon die veel belangstelling had voor de kontjes van de stagiaires die in en uit liepen, was de aandacht voor zijn vader al lang vergeten.
Hoe hebt u die heup gebroken mijnheertje?vroeg de zuster die zich over Swa ontfermd had .
Met mijn kloten van mijne velo gevallen maske!
Ja, vader is 87 jaar en hij rijdt nog iedere dag met zijn fiets naar zijn jongste zuster toch zon drie kilometers verder,zei de schoondochter.
Zeg Marie, ge moet niet blijven zenne, mijne velo is daar blijven liggen, ga die maar zoeken, hij is misschien al gerat!
Maak je daar maar geen zorgen over va. De Loe heeft die meegenomen, jouw fiets staat bij hem in zijn werkhuis.zei Marie.
De Loe, de Loe, houdt die maar in de gaten die vuile dief!
Allee va, wat zeg je nu weer allemaal, de Loe is je vriend.
Marieke kinneke, als het om oe gerief gaat hedde geen vrienden.
Wanneer gaan ze hem opereren zuster?
Dat zal pas in de namiddag zijn mevrouw, de dokters zijn allemaal bezig.
De zoon die genoeg kontjes bekeken had reageerde onmiddellijk.
Kom Marie wij zijn er mee weg. Va, ik zal eens naar uwe velo gaan zien.
Das goed jongen, dan zen ik gerust.
De zoon was blij dat hij er zich zo vanaf gemaakt had. Het afscheid was koel en onverschillig.
De verpleegster gaf Swa een hospitaalschortje. Trek dat maar aan, alleen uw onderbroek aanhouden.commandeerde zij.
Allee schatteke, ik kan mij bijna niet bewegen, hoe zou ik dat moeten doen?
De zuster begon aan de arm van Swa te trekken.
Au, me de Godverdomme!brulde de man van de pijn.
Kom, Kom, niet vloeken hé mijnheer.
Niet vloeken, gij weet niet hoeveel pijn dat doet zeker?
Dan zullen ze u beneden wel uitkleden als u al wat verdoofd bent,besloot de verpleegster op bitsige toon.
Een kwartiertje later kwam zij terug met een lintmeter. Zij trok de dekens opzij.
Ik kom uw maten nemen,zei ze
Toch niet van mijn kist zeker?
Neen voor uw kousen.
Ik moet ekik geen kousen hebben, ik heb sokken aan!
Dat zijn speciale kousen tegen het flubiet.
Dat is niet nodig, ik heb ekik geen flubiet!
Maar u kunt dat krijgen na de operatie.
Swa haalde de schouders op en schudde het hoofd.
Kort nadien kwam een andere verpleegkundige naar het bed van Swa.
Als u de fles of de pan moet hebben moet u maar bellen hoor mijnheer,zei zij vriendelijk.
Swa had blijkbaar iets gans anders verstaan want hij antwoordde.
Och vriendeke, voor mij is dat allemaal goed, ik eet alles manneke!
Dan kwam de verpleegster terug met de lange witte kousen.
Amaai, zijn die nu al af!zei Swa hoogst verwonderd
Die kunnen wij nu al aantrekken dat gaat geen pijn doen,zei de zuster.
Maar maske toch, ge hebt verkeerd gemeten, die spannen ik weet niet hoe hard.
Dat is de bedoeling mijnheer.
Zie mij hier nu liggen ik ben precies ne communicant!
Wij lagen nu alleen in het vertrek, Swa keek in mijn richting en begon opnieuw zijn verhaal over zijn val me de fiets. Ik luisterde geduldig en dat viel best in zijn smaak.
Hij vertelde honderd uit over zijn verleden, over zijn vrouw waarmee hij 66 jaar getrouwd was geweest en die na een lange periode Alzheimer vorig jaar gestorven was.
En hier ligt Swa nu een sukkelaar helemaal alleen en verlaten.
Je hebt toch kinderen Swa,zei ik troostend.
Ja, twee zonen, maar die zijn alleen op mijn geld uit en zeker hun wijven. Ons Marie die hier daar juist was, dat is juist een ekster. Alles wat blinkt, moet zij hebben. Mijn vrouwke was maar net gestorven of ze moest al haar juwelen hebben. Die van mijnen oudste, is met 10.400 euro van mij weg die heb ik uit mij kot gesmeten. Neen, kinderen bedankt zenne!
Om drie uur kwamen ze Swa halen voor de operatie. Hij had mij zowat de helft van zijn lang leven verteld.
Toen men zijn bed naar de gang reed Keken zijn doffe ogen nog even in mijn richting.
Jongen, als ik niet meer terug mocht komen zeg dan tegen mijn kinderen dat ik ze graag zag,zei hij voor een keer met een stille stem, en ik zag een traan over zijn perkamenten wang lopen.
Omdat ik aan die peer van toen dacht, kreeg ik zon enorme trek in een lekkere peer. Een sappige Doyenne of een harde zoete conference kan ik met veel smaak naar binnen smikkelen. Vandaag ging mijn voorkeur naar de conference.
Eliano, nu jij toch zon flinke kerel bent, die al alleen boodschappen kan doen, wil jij voor bompa eens een kilogram peren halen bij Maes,
Of hij dat wou!
Natuurlijk bompa,antwoordde hij blij.
Eén kilogram conference,zei ik.
Wacht ik zal het op een briefje schrijven,zei bomma.
Door zijn gretigheid vergat klein manneke het briefje op de tafel.
Je hebt je briefje vergeten!riep bomma aan het raam.
Niet nodig bomma, een kilogram conference peren,riep hij snugger terug.
In een oogwenk was hij terug. Ik hoorde de deur opengaan en dacht dat hij de boodschap vergeten was, maar neen hoor hij overhandigde mij de papieren zak met de smakelijke vruchten.
Dat heb je goed onthouden Yano,zei ik prijzend.
Eigenlijk, was ik verkeerd in de winkel, bompa,biechtte hij eerlijk op.
Hoezo?
Ja, ik dacht dat ik Toscaanse peren moest vragen.
Toscaanse, het leek wel of hij op vakantie met premier Verhofstadt was geweest, die gaat ieder jaar naar die streek. Maar ja, Toscaanse en Conference het lijkt wel een beetje op elkaar. En dan?Vroeg ik
Bart wist dat het de deze moesten zijn, dus hier zijn je peertjes bompi, zei hij.
Bompi zegt hij alleen als hij mij voor de gek houdt, dus...
Je wist het nog wel hé deugniet.
Conference was het hé bompi.
Foei, foei, foei, zo klein en een grijsaard voor de gek houden, wacht maar klein manneke, bompi is nu aan zet!!!
Deze morgen, ik stond met mijn rolstoel in de badkamer om mij wat te verfrissen, toen ik bomma hoorde zeggen:
Eliano, bomma heeft twee broden en veertien broodjes bestelt, bij de bakker zou jij die al alleen kunnen halen?
Ja,ja, bomma dat kan ik!!!hoorde ik klein manneke enthousiast roepen.
De bakker is amper honderd meter van ons vandaan, maar Eliano was nog nooit alleen naar buiten geweest.
Als je beloofd aan het zebrapad over te steken en als het mag van bompa, mag jij alleen naar de bakker.beloofde bomma.
Ik had al lang besloten dat hij mocht gaan.
Ik herinner mij nog de eerste keer dat ik naar de winkel mocht gaan.
Ik moest naar Den Dooreen kruidenierwinkeltje achter onze hoek, om een doosje sterretjes voor in de soep. Door, de winkelier, kende de kunst om zijn fruit op een aanlokkelijke mannier voor zijn winkel te exposeren. Het waren vooral de heerlijke grote Flippen die mij deden watertanden.
Door, voor mij een doosje sterretjes en die peer,wees ik het dikste exemplaar aan.
Blij als een konijn op een klavertjesveld rende ik naar huis.
Toen ik thuis kwam was de blijheid vlug over.
Wie heeft jou gezegd om een peer te kopen?vroeg ma streng.
Zij zag er zo heerlijk uit makezei ik, want ik voelde dat er wat ging zwaaien.
Ik kreeg een ferme draai om mijn oren en moest de peer onmiddellijk terug brengen.
Diep vernedert, met mas rode vingers op mijn wang, gaf ik de vrucht terug aan Door.
Hier je krijgt ze van mij,zei de winkelier medelijdend.
Neen, schudde ik.
Ik keek aan het raam. Trots als een koetspaard zag ik Eliano naar de bakker paraderen. Fier kwam hij terug met zijn bestelling.
Zelfs al mocht hij een koffiekoek voor zichzelf gekocht hebben, had hij geen ruzie maar een dikke knuffel van bomma gekregen. Gelukkig zijn de tijden veranderd. Mijn moeder zal het toen ook wel goed bedoeld hebben.
Deze morgen, ik stond met mijn rolstoel in de badkamer om mij wat te verfrissen, toen ik bomma hoorde zeggen:
Eliano, bomma heeft twee broden en veertien broodjes bestelt, bij de bakker zou jij die al alleen kunnen halen?
Ja,ja, bomma dat kan ik!!!hoorde ik klein manneke enthousiast roepen.
De bakker is amper honderd meter van ons vandaan, maar Eliano was nog nooit alleen naar buiten geweest.
Als je beloofd aan het zebrapad over te steken en als het mag van bompa, mag jij alleen naar de bakker.beloofde bomma.
Ik had al lang besloten dat hij mocht gaan.
Ik herinner mij nog de eerste keer dat ik naar de winkel mocht gaan.
Ik moest naar Den Dooreen kruidenierwinkeltje achter onze hoek, om een doosje sterretjes voor in de soep. Door, de winkelier, kende de kunst om zijn fruit op een aanlokkelijke mannier voor zijn winkel te exposeren. Het waren vooral de heerlijke grote Flippen die mij deden watertanden.
Door, voor mij een doosje sterretjes en die peer,wees ik het dikste exemplaar aan.
Blij als een konijn op een klavertjesveld rende ik naar huis.
Toen ik thuis kwam was de blijheid vlug over.
Wie heeft jou gezegd om een peer te kopen?vroeg ma streng.
Zij zag er zo heerlijk uit makezei ik, want ik voelde dat er wat ging zwaaien.
Ik kreeg een ferme draai om mijn oren en moest de peer onmiddellijk terug brengen.
Diep vernedert, met mas rode vingers op mijn wang, gaf ik de vrucht terug aan Door.
Hier je krijgt ze van mij,zei de winkelier medelijdend.
Neen, schudde ik.
Ik keek aan het raam. Trots als een koetspaard zag ik Eliano naar de bakker paraderen. Fier kwam hij terug met zijn bestelling.
Zelfs al mocht hij een koffiekoek voor zichzelf gekocht hebben, had hij geen ruzie maar een dikke knuffel van bomma gekregen. Gelukkig zijn de tijden veranderd. Mijn moeder zal het toen ook wel goed bedoeld hebben.
Hij stopt de lange kaarsenaansteker onder het papier.
De vlam likt de verfomfaaide krant.
Het vuur grijpt om zich heen.
De dorre takken schieten aan.
Twee kleine handjes wrijven zich in elkaar van plezier.
Glinsterende oogjes kijken naar het openstaande
deurtje van mijn houtkacheltje.
Mag ik er nu de kastanjes inwerpen bompa?
Ja, maar dan moet het deurtje dicht want die gaan ploffen.
Neen, dan wacht ik nog eventjes
Mijn keteltje op d hete plaat, begint te pruttelen.
Thee Eliano?
Met vier klontjes bompa.
Het zal mijn gedacht wel zijn maar ik vind thee, gemaakt met water uit mijn koperen keteltje, toch net iets lekkerder.
Wij slurpen van het heerlijke hete nat.
Hij werpt een handvol kastanjes op de gloeiende takken.
Ik sluit het deurtje. Kleine explosies volgn in mijn gietijzeren kacheltje.
Ik zet mij op de sofa, hij klimt op mijn schoot en vleit zich tegen mij aan. Ik hoor zijn regelmatige ademhaling. Hij slaapt, moe van het sprokkelen, loom van de kachelwarmte.
Zalig denk ik. Ik sluit mijn ogen en samen dwalen wij heerlijk door dromenland.