HOGESCHOOLVOS (1)
Eerst was er alleen maar het oude centrale gebouw. Dat was natuurlijk ooit nieuw geweest, maar ze gingen er prat op dat hier de oudste vestigingsplaats van het land was voor lerarenopleiding. Daar hoorde dus een vroegoud pand bij. De grens tussen mufheid en vintage was makkelijk te trekken: muffe mensen kenden het begrip ‘vintage’ niet, vintage folks moesten geen mottenballenmensen. Vroegoud dus. Een tijdelijke sarcofaag voor duizenden jonge mensen die meester wilden worden. Of leraar. Veel later kwamen er stukken bij, wegens gebrek aan ruimte, en om te kunnen concurreren met andere hogescholen, meer dan honderd vijftig jaar moderner dan het moederschip. In die nieuwste gedeelten werden ook de meer praktische vakken ondergebracht: muziek, beweging, sport, dans, biologie. Gaandeweg zelfs voedingsleer, verzorging en bio-esthetiek. De theoretische en pedagogische vakken bleven in het oude gebouw, waarvan de ruime souterrains onderdak boden aan de beeldende vorming van de studenten. Informatica kreeg de middelste verdieping toegewezen.
Vanuit bijna het hele gebouw keek je op een begraafplaats uit, daterend uit de tijd dat het nog voor een groot deel een kerkhof was, vooral bestemd voor het kruisleger van de katholieken. In de loop der jaren was aan de periferie van de stad een nieuwe begraafplaats verrezen, met meer oog voor diversiteit, hoewel die ook voor driekwart bestond uit egale krijtwitte kruisen met egale inktzwarte letters en cijfers.
In de lerarenkamer van weleer kwamen alleen wereldvreemde dinosaurussen: de heren die doceerden. Ze hadden ieder hun voorbehouden stoel, predikten hun kennis van achter katheders en hingen wekenlang hun doorrookte lijf in hetzelfde grijze kostuum op. Een oudere poetsvrouw voorzag ze van koffie middels een rochelend en smachtend apparaat uit de tijd toen de kippetjes nog keurslijven droegen. Er hing een geur van geleerde mufheid in die antieke lerarenkamer. Portretten van oude directeuren en een afbeelding van piramiden ontsierden de ene wand. Voor de andere stond een gigantische kast op hoge poten, waar de docenten papieren in kwijt konden. In een latere epoque, toen public relations, gemengd onderricht en sociale media belangrijk werden, barstte de oude hogeschool uit haar voegen. De lerarenkamer, waar ondertussen ook al vrouwenstemmen in weerklonken, verhuisde naar een ruimere plek, en het korps (m/v) vervijfvoudigde.
Sommige studenten vonden het er vreselijk; andere beleefden er de tijd van hun leven. Er werden er zowel verwijderd als bevoordeeld. Na de jaren zeventig groeide de tolerantie, maar die werd nog meer en vooral benadrukt door de concurrentie met andere hogescholen, hakbijlcomités die nauwgezet studentenaantallen en lectorenopdrachten in de gaten hielden en allerlei controlecommissies. Als je als instituut wilde overleven, moest je scoren met aantallen. Werven werd de boodschap. Iedereen welkom. Offensief Charme. Diversiteit, tolerantie. Bovendien kwam de oude lerarenschool in de jaren negentig terecht in een extra stroomversnelling: die van de grotere gehelen. Weldra was de oudste ‘normaalschool’ van het land een onderdeel van een constellatie die zich provinciaal, later nationaal voordeed. Alleen de onderwijsnetten veroorzaakten nog scheidingen, niet langer de geografie. De docenten van de lerarenopleiding kregen nu ook collega’s op vakgebieden als biotechnologie, dierenzorg, handelswetenschappen, bedrijfskunde, agro-industrie, informatica, verpleging, vroedkunde, recreatiemanagement, hotelwezen, eventorganisatie en toerisme.
Van medio jaren zeventig tot medio tweede decennium van de daaropvolgende eeuw was ik er lector Taal, Letterkunde, Nederlands, Expressie, later aangevuld met Culturele Animatie, Uitdieping Expressie, Taalmuzische Vorming en Omgaan met Anderstaligen. Na de fusies van de hogescholen in de jaren negentig, vaardigde men uit dat de term ‘lector’ geprefereerd werd boven ‘docent’ om onze functie aan te duiden. Net toen ik van deze arbeidsmarkt verdween, veranderde de naam van mijn hogeschool. KATHO werd VIVES. Ik heb dus de oude en de nieuwe tijden meegemaakt. Ook wat ruimte betreft, maakte ik bewegingen mee. Ik ben geboren in Torhout, waar mijn hogeschool gevestigd is. Na mijn studies in Leuven verhuisde ik naar Kortrijk, waar de centrale diensten en een flink deel van de andere hogescholen zijn. Dat werd dus pendelen… naar waar ik oorspronkelijk vandaan kwam. Ietwat bizar, maar de wereld is klein. Andere factoren speelden daar een rol in.
|