Het is al weer enkele dagen geleden dat ik hier verscheen. Was het overmoed of heb ik last van koudwatervrees? Niets van dat alles. Ik ga het rustig doen en neem een tempo aan dat past bij de leeftijd. 'Moeten staan in de stal' was het gezegde thuis, en is wat mij betreft nog altijd van toepassing.
Mijn verhaal begint met het daglicht op één februari van het jaar 1957. Ik ben aan huis geboren op de Markt van Maaseik. Het was toen een groot huurhuis in Maaslandse stijl en het staat er nog steeds naast het 'Hotel Van Eyck'. Ondertussen is heel de markt opgewaardeerd en zijn al die mooie herenhuizen gerestaureerd. Zo ook het huis waar wij woonden. De bonten os noemt het bourgondisch en ik kan geen mooier naam bedenken. Vanop hun sokkel bewaken de gebroeders Van Eyck de voordeur.
Ik was de vijfde in de rij, maar toch de eerste zoon. Mijn vader was in de wolken met mij na eerst vier dochters op rij verwelkomd te hebben. Toen dokter Vanderzeyl, welke hielp bij de bevalling, voorstelde om mijn papieren geboorte met enkele uren te vervroegen om zo een maand extra kindergeld te krijgen sputterde vader tegen. 'Mijn zoon gaat niet met een leugen ter wereld komen' waren zijn gevleugelde woorden en zo was het. Ik ben dan ook op 1 februari geboren en niet op 31 januari.
Mijn zussen waren tien, negen, acht en zes jaar oud. Een jaar later kwam er nog een broer bij en waren we compleet, ma, pa en zes kinderen. In Maaseik zijn we niet lang gebleven. Ik denk dat we in 1961 of 1962 verhuisden naar een nieuwbouw in Genk. Daarom herinner ik me van deze periode weinig al staat de herinnering aan een lange gang en een grote zaal met houten vloer mij nog voor de geest. Hoeveel keer ik met mijn driewielerke door deze gang fietste kan niemand vertellen.
Vader was douanier en werkte in Maaseik bij de zogenoemde 'vliegende brigade'. Zij patrouilleerden in de grensstreek om smokkelaars te pakken. Ja, in die jaren was smokkelen, gezien de grote prijsverschillen in België en Nederland, een nationale sport. Zij gingen echter achter de grote jongens aan welke het professioneel aanpakten. Ik herinner me dat vader ooit vertelde dat ze thuis aan het venster kwamen kijken of hij thuis was. Zo wisten ze of het ideaal 'smokkelweer' was of niet.
Begin jaren 60 kreeg vader zijn overplaatsing naar de toen nieuwe Ford-fabrieken. Hij kreeg er een bureau-job als douanier en stond in voor de douanering en dedouanering van goederen en auto's bij Ford. De dag dat stempels en formulieren geruild werden voor open grenzen lag nog ver in de toekomst.
Moeder was met zes kinderen huisvrouw en had haar handen vol met al dat geweld.