Iemand (de
kippenexpert) raadt je aan om ze 'Mengsel X' te geven. Voor grotere en stevigere
eieren. Je twijfelt, want Mengsel X is behoorlijk duur en de opbrengst onzeker.
Je probeert het een week. Een maand. Twee maanden. Je kippen leggen minder dan
tevoren en ze zien er niet gezond uit. Wat doe je? Meer Mengsel X geven, of een
ander mengsel proberen? Een eenvoudige opgave, nietwaar? Je sodemietert mengsel
X weg en geeft je kippen een mengsel waarin een rijkheid van zaden zit die hun
gezondheid ten goede zal komen. Vervang de kippenren nu door een school en de
kippen door kinderen. Bent u nog mee?
Scholen hebben geen kippen. Zij
hebben kinderen. Nee, de kinderen leggen geen eieren. Maar ook zij moeten op een
bepaalde manier gevoed worden. Met leerstof, inzichten, vaardigheden en
dergelijke. Stel dat iemand (de computerexpert) je verzekert dat een computer in
de klas de didactische 'opbrengst' significant zal vergroten. Het kost veel,
maar het brengt veel op. Je twijfelt. Een computer in elke klas betekent een
fameuze hap uit het schoolbudget. Je hapt ten slotte toe. Experten zullen het
wel beter weten denk je. Er gaan maanden, jaren voorbij. Je merkt dat er heel
wat veranderd is in je school. De kinderen zitten inderdaad veel voor de
computer. Cijferen, surfen en chatten. En ze werken met hele dure software in
een netwerk. Maar ze schilderen minder. En ze zingen minder.Want de leerkracht
moet de kinderen klaarstomen voor de eenentwintigste eeuw. En er is geen budget
meer voor de aanleg van een nieuwe speelplaats. De computers slokken het
allemaal op. En de leerresultaten van de kinderen gaan er eerder op achteruit.
Is het dit allemaal wel waard geweest? denk je. Maar de computerexpert stelt je
gerust. Je moet gewoon meer van alles hebben. Meer computers. Meer software.
Liefst van in de kleuterschool. En dan komt het wel in orde. Wat doe je?
Vreemd toch. Er is geen enkele onafhankelijke wetenschappelijke studie
die aantoont dat computers op de basisschool een tastbare meerwaarde opleveren.
En zelfs zonder die studies hoeven we alleen maar rond te kijken om te zien dat
al die dure investeringen slechts povertjes renderen. En toch blijven we
halsstarrig geloven in de wondermachine. Tegen beter weten in. Dat optimisme is
terug te voeren op de magie van nieuwe technologieën. Zo verkondigden
onderwijskundigen in de twintiger jaren van vorige eeuw dat films spoedig
schoolboeken zouden vervangen. Wat niet gebeurd is. Datzelfde blinde geloof
richten we nu op de computer. Weg met de boeken, ram die schijf maar in de lader
en laat de pixels je geest in vervoering brengen.
Er is niks mis met de
aanwezigheid van computers op school. Maar ICT op de basisschool krijgt voor het
ogenblik veel te veel belang. Niemand weet wat het effect op langere termijn zal
zijn. We zouden voorzichtiger moeten zijn. Onze verwachtingen wat matigen. En
vooral: een meer gedifferentieerd mengsel aanbieden. Want of onze eieren in
omvang, smaak en stevigheid zullen verbeteren, dat valt nog af te wachten. Ik
denk alvast van niet.
KLUSSEN. -AUteur : Jules Grandgagnage , met de toelating van de auteur als zijn naam vermeld staat.
KLUSSEN
"Wat? Een
computer kopen? Kant en klaar? Ben je gek?"
Mijn vriend bekijkt me alsof ik van een andere planeet kom. Hij is een van die
wise guys die warm lopen voor naakte moederborden en losse onderdelen. Wat je
zelf doet, doe je beter is zijn motto.
"Kom even naar mijn kelder, dan toon ik het je wel."
Hij noemt het zijn atelier. Twee schragen tegen een beschimmelde muur. Daarop
een kast van een computer. Allerlei onderdelen.
"Kijk, zo flikker ik de boel in mekaar!" zegt hij. "Alles wat je
nodig hebt, is een goede schroevendraaier." Hij gaat enthousiast aan het
werk. Ik trek nieuwsgierig een stoel bij. Als er geflikkerd wordt, wil ik op de
eerste rij zitten. Ik plof neer. Iets hard en stekelig boort zich in mijn
billen. Ik onderdruk een schreeuw en gooi het ding op de vloer.
Hij blijft een tijdje ingespannen in de kast prutsen.
"Geef me de processor eens aan", zegt hij plots. Ik sta recht en
scharrel wat rond op de schraag. Er knarst iets onder mijn schoen. Het bloed
schiet naar mijn hoofd. Stel, dat
"Is dat is dat duur, zon processor?" vraag ik langs mijn neus weg.
"En of! Dat is een zeshonderd megahertz jongen, Intel Pentium III!
Vijftienduizend baarden!" "Hoe... hoe ziet het er uit?"
"Het is vierkant en er zitten pinnetjes aan", zegt hij, een beetje
ongeduldig. Ik betast stiekem mijn schoenzool. Pinnetjes!
"Ik wil wel blijven mee zoeken, maar " Ik bereid mijn aftocht voor.
Vijftienduizend frank. Ik moet nog paaseieren kopen. En mijn dochter wordt
achttien jaar. Wat moet ik haar zeggen: Sorry, maar je bromfiets hangt aan mijn
schoenzool? Als ik uit deze kelder kom, dan zal ik alles verloren hebben. Mijn
eer, mijn zelfrespect, mijn blanco strafregister. Maar mijn portefeuille zal
gered zijn.
"Ik heb hem kapot getrapt."
Ik schrik van mijn eigen stem. Mijn vriend ook. Hij slaat bleek uit.
"Je meent het niet", zegt hij. Hij komt op me af, met zijn
schroevendraaier in de hand. Ik trek het ding van mijn schoenzool. Leg het op
de schraag.
"Hier is het."
Mijn vriend begint te lachen. Is hij krankzinnig geworden?
"Je komt er goedkoop vanaf!" zegt hij. "Het is maar een
schakelaar. Dertig frank en zand erover!"
Ik krijg de slappe lach en zoek steun op zijn schraag.
"Pas op dat het er niet afflikkert!" schreeuwt mijn vriend. Maar het
flikkert er toch af. De kast: gedeukt. Het moederbord: gekreukt. De voeding:
naar de vaantjes. Op de schraag ligt het enige nog ongeschonden stuk te
glanzen. Ik schraap mijn keel.
"Ach, het had erger kunnen zijn. Die Pentium, die heb je tenminste
nog!"
Mijn vriend komt vlak voor me staan. Hij heeft een zenuwtrekje aan zijn oog. En
hij kijkt alsof ik zijn moeder heb vermoord.
"Weet jij wel, hoe lang ik aan dat ding heb gewerkt? Tweehonderd uur!
Tweehonderd uur in een schimmelkelder, schroeven en zweten!" Hij bonst met
zijn vuist op de schraag. De Pentium wipt omhoog en klettert op de grond.
Terwijl mijn vriend zich bukt, ren ik de trappen op. Zijn schroevendraaier mist
me op een haar. Ik werp hem mijn portefeuille toe. Dat kalmeert hem wat. Bij
mijn dochter zal ik er niet zo gemakkelijk van af komen.
Bankrover .Met toelating van de auteur als zijn naam vermeld is.
Bankrover
Een vreemd incident is
me ter ore gekomen uit de mond van weduwe Slagmulders. Dat is een dametje dat
beneden me woont, en verder niet interessant is voor dit verhaal. Misschien hebt
u ook iets in de krant gelezen over die bankoverval in Antwerpen. Zij was erbij.
Het volgende verhaal is eigenlijk een reconstructie van de door haar
aangebrachte feiten.
De bankrover zwaaide de deur van het bankkantoor
open en brulde: 'Iedereen liggen!' Het duurde eventjes, want de meeste mensen
waren zestigplussers die hun pensioen kwamen afhalen. Toen het gekraak en
gesteun was opgehouden en iedereen lag, stapte de bankrover naar het loket.
Het was waarschijnlijk al een tijdje geleden dat hij dit werk had gedaan.
Een ontsnapte gevangene? Een bankrover op zijn retour? Hij stond in elk geval
niet echt op scherp. Hij had een buikje, dat wat over zijn riem puilde. Er zat
een groot gat tussen zijn voorste tanden. Misschien had hij wat tanden verloren
in een poging de tralies door te bijten. Maar zijn hand was vast, zijn blik was
vastberaden. 'Een miljoentje graag', zei hij. De bediende bekeek hem
koel¬tjes: hij wist zich veilig achter het kogelvrij glas. 'Een miljoen!'
siste de bankrover. 'Nee.' 'Ik ben een bankrover.' 'Zo?' 'Geef me
dat geld en vlug wat!' 'Hoe was uw naam ook weer?' 'Ik dat doet er niet
toe!' 'Hebt u hier een rekening?' 'Nee, natuurlijk niet. Wie is er u zo
stom om zijn eigen bank te beroven?' 'Zit u met een tekort aan cash? Hebt u
misschien al eens aan onze heel interessante leningvoorwaarden gedacht, aan
...' 'Dat interesseert me niet. Ik wil geld. NU!' 'Een lening op korte
termijn dus. Tja, u beseft wel dat de rentevoet daarvoor heel wat
ho...' 'Geld verdomme!' De bankrover beukte met de kolf van zijn geweer
tegen het glas. De bediende glimlachte spottend. De bankrover schoot zijn geweer
leeg op het loket, maar moest zelf duiken voor de ricocherende kogels. De
bediende zette een vingertje en drukte op de rode knop naast zijn stoel.
Haast onmiddellijk kwam Boris uit een kamertje tevoorschijn. Boris was een
Rus die Wodka dronk en ooit met Marlène Dietrich op dezelfde tram had gestaan in
het naoorlogse Berlijn. Hij verstond geen woord Nederlands, zodat hij uitermate
geschikt was voor zijn taak. 'Rmpff' sprak Boris. Wat in het Russisch zoveel
wil zeggen als 'Pak je biezen of ik vreet je met huid en haar op. Zoals hij daar
stond met zijn Berenmuts en zijn Rolex-horloge was het een erg imposante figuur.
Dat vond de bankrover ook. Hij richtte trillend zijn geweer op de stoere
Russische borst. 'Scheer je weg of ik schiet!' dreigde hij. Boris trok
zijn laars uit en stroopte een onfrisse sok van zijn ongewassen voet. Een
dametje dat te dicht bij Boris lag viel meteen in zwijm. 'Genade!' kreunde
haar echtgenoot, maar ook hij viel bewusteloos achterover. Boris zelf gaf geen
krimp. In de Goelach-archipel had hij samen met Solsjenitzin al voor heter vuren
gestaan. Solsjenitzin had er trouwens wel iets aan over gehouden, want na zijn
terugkeer begon hij pillen van boeken te schrijven die je niet op je rek kon
zetten zonder dat de boel ineen donderde. Boris echter was nog uit het echte
Russische hout gesneden. 'Strrumpff' lispelde hij. Dat was een regelrechte
bedreiging. De laatste keer dat hij dat woord had geuit, was er een
oktoberrevolutie gevolgd. De bankrover wist dat hij verslagen was. Hij
smeet gefrustreerd zijn geweer in de paraplubak en verdween met het beetje
waardigheid dat hem nog restte. Boris kreeg een applaus en een been om af te
kluiven. Toen ik van het incident hoorde ben ik me dadelijk beginnen inzetten
voor de belangen van Russische immigranten. Mannen als Boris kunnen we
gebruiken. Zonder hem was de politie tussenbeide moeten komen. En die vechten
niet met vuile sokken. Bedankt, Boris.
Ik kan heel goed stilzitten. Dagen als het moet. Geef me een scherm, een
toetsenbord en een muis en ik ben perfect gelukkig. Maar soms loopt het al eens
mis. Als de zon schijnt bijvoorbeeld. Dan denk ik: ik ga naar buiten, misschien
is dat ook fun. En dan laat ik in mijn waan de computer staan. Zoals vanmorgen
'Komaan meisjes,' zeg ik tegen mijn twee jack russell teefjes, 'we gaan
wandelen!'
Nelleke spitst haar oren. Dat woord "wandelen" kent ze nog van
vroeger, van veel vroeger. Ally jankt opgewonden, want ook zij voelt dat er
iets vreemds staat te gebeuren. Ik veer sportief recht en weg zijn we.
Buiten laat Ally al meteen de postbode van zijn fiets vallen en ik draaf als
Ben Hur achter mijn tweespan aan. Wat een fun! Aan de hoek bots ik tegen een
jonge vrouw met een dobermann aan. De dobermann kijkt begerig naar mijn
jackjes. Hij twijfelt waarschijnlijk tussen opeten of verkrachten. Ik kijk naar
de vrouw. Aan opeten denk ik niet. Door het geworstel met onze honden geraken
we met armen en benen verstrengeld. Wat een fun! Manhaftig gooi ik me voor mijn
jackjes.
'Hier wordt niets gedekt, jongen', zeg ik tegen de dobermann. 'Bronstig of niet
bronstig, vrouwen mag je niet zomaar bespringen.' Ik geef zelf het goede
voorbeeld en laat de mooie jonge vrouw onbesprongen achter. Ze kijkt nog even
om en verdwijnt dan uit mijn leven.
Ik begin iets te begrijpen van die niet-computermensen. Buiten is spanning,
passie, fun. Niets dat aan Wolfenstein of Lara Croft kan tippen natuurlijk,
maar toch. Plots sta ik voor het huis van Schram, de hondenhater. Hij staat in
zijn voortuin, op zijn maagdelijk gazon. Precies op dat moment kromt Nelleke
haar rug om een drol te deponeren. 'Hier!' sis ik in paniek. Te laat! Hij ligt
er. Schram holt woedend zijn tuinhuisje in en komt terug met een kolenschop. Ik
begrijp wat hij van plan is. Mijn leven, zo niet mijn eer is in gevaar. Schram
schept kwiek de drol op. Ally en Nelleke staan als in beton gegoten voor de
aanvaller. Ze grommen. Hij aarzelt. Hij denkt: gooi ik hem of gooi ik hem niet?
Ik maak van zijn aarzeling gebruik om mijn kleine Cujo's op te pakken en ga er
als de weerlicht vandoor. Pas aan de volgende hoek blijf ik hijgend staan.
Zelfs Schram gooit zo ver niet. Wat een kick! Wat een fun!
Vanwege Schram moet ik een heel eind omlopen. Het begint te regenen. In de
verte rommelt de donder. Ik haast me terug naar huis.
Ze wachten me alle vier op aan mijn deur. Schram, de vamp, de postbode en een
politieagent.
'Daar is hij!' krijst de vrouw. 'Hij heeft me bepoteld en besprongen!'
'De vuile hond!' roept Schram.
'Nooit geen post meer!' gilt de postbode. 'Nooit meer!'
'Ik ken hem!' bromt de agent. 'Het is die creep die altijd voor zijn computer
zit. Met zo'n gasten heb ik geen compassie. De bak in!'
Ik haal mijn schouders op. Wat kan het mij schelen. Ik kan heel goed
stilzitten. Dagen als het moet.
'Mag ik mijn laptop meenemen?' vraag ik.
'Creep!' gilt de agent. 'Gestoorde!'
Ach, die niet-computermensen. Ze weten niet wat fun is.