Opeens is de winter, die echt nooit een winter is geweest, voorbij. Een paar dagen sneeuw, een paar dagen storm. Voor mij was de winter een lage, grijze, vochtige wolk, waarin het aanbevolen was, je achtermistlicht aan te steken.
De hele winter hebben de mezen, en ook andere vogels, mijn dagen verblijd. In ruil voor een handvol pindanoten en zonnebloempitten. Ik heb er wel al eens één in mijn handen gehad, je kon het met een omslag versturen, bij wijze van spreken. Terwijl het wondertjes zijn van behendigheid en vliegkunst. Ze zijn zo mooi van kleur, een combinatie van blauw en geel en zwart.
Er is iets raars aan de hand met de mezen. Je ziet ze meestal alleen in de winter. Dan komen ze vrolijk van je pindanoten eten, maar van zodra er insecten zijn, heb je er het raden naar. Ik probeer het dan met nestkastjes, ik hang er twee aan de houten schutting een beetje verdekt voor de poesjes.... Verleden jaar werd in de vroege lente één van de kastjes betrokken door een koppel koolmezen. Mens, wat is het een klus, om een mees te zijn! Met pluimtjes en strootjes vliegen ze op en neer. En vervolgens voor het piepende broedsel beestjes te vangen. Eén van de mooiste dingen die je kunt zien, is het uitvliegen van een nest jonge mezen. Op een dag was het piepen verstomd, het nestkastje leeg en de meesjes verdwenen.