Hallo bloggertjes,
Dit is nu toch de somberste MEI sinds jaren. De afgelopen weken heeft het bijna iedere dag geregend en koud geweest ook. Van dat vervelend, striemend, kletterend nat en dan ook nog die harde wind. Iedereen gaat dan meteen een stuk zuurder kijken en als je 's morgens opstaat en de gordijnen opentrekt, heb je meer zin om terug in je bed te kruipen.
Ik herinner mij dat vroeger in de maand MEI de weiden vol paardebloemen stonden, en dan zei mijn vader altijd 'niets is zo mooi als dat geelgenopte groen...'. Vroeger werden ze opgevolgd door de pinksterbloemen en boterbloemen. Pinksterbloemen heb ik al geen jaren meer gezien, om dan nog maar te zwijgen van het speenkruid, het herderstasje en de akkerwinde. Tegenwoordig hoort op weiden alleen gras te staan, waaruit gestresseerde koeien zo vlug mogelijk melk moeten herkauwen. Er komt een generatie, die entrée zal betalen om een wei te mogen meemaken, zoals wij die in onze kindertijd kenden. Met koeienvlaaien en een wilgenkant en een beek met kikkervisjes en salamanders.
Ik zit hier nu voor mijn peceetje, het is reeds schemering, en door het venster zie ik op de nok van het dak van mijn buurman een mannetjesmerel zitten. Hij kijkt naar het laatste licht in het westen. En hij fluit. Misschien wel een uur lang. Merels zouden macabere vogels zijn zonder die gele bek. Maar mét die bek zijn het meneren, die een grasperk vol pieren savoureren alsof ze de nouvelle cuisine hebben uitgevonden. Ik weet het, de merel bakent met al dat geluid zijn territorium af. Maar ik vind het mooi.
Het gras groeit vrolijk. Met de clematis gaat het niet zo goed, wat verlepte bloemen en enkele jonge uitlopers hebben blaren, maar echt van harte gaat het niet.
Ik voel me moe, zoals de clematis. Bij ons wordt het lentegriep genoemd. Al enkele dagen niet uit mijn pyama geweest. Ik lees maar wat oude Kuifjes-albums. En luister naar de lente, die niet wil komen.
groetjes, floeremutske
|