De klok slaat zeven slagen De wekker haalt haar in Een frêle zon ze fluistert en wakkert warm mijn ogen in Het moeë oor dof luistert naar veilig gekende vragen De frisse ochtend wekt al trage
In slome sluier herkomen vage hersencellen nog verward Mijn aders lijken weer op bomen doorbloed met langzaam levenssap Dan flitsen me die oude dromen vervlogen hoop op beterschap De schil van zoete passievruchten is grijs en roerloos lang verhard