Wie een dag gelukkig wil zijn, die moet drinken! Wie een week gelukkig wil zijn, die moet een varken slachten! wie een jaar gelukkig wil zijn; die moet trouwen! Wie altijd gelukkig wil zijn, doe moet bloemen kweken
Hoogste, almachtige, goede Heer U zij lof en roem en eer en alle zegen. Geen mens is waardig Uw naam te noemen.
Wees geloofd, mijn Heer, met al Uw schepselen, En vooral met broeder zon, de heer Die de dag brengt en ons door zichzelf verlicht. En schoon is hij en stralend in alle schittering.
Wees geloofd, mijn Heer, Om zuster maan en om de sterren, Die Gij aan de hemel hebt geschaard, Helder, kostelijk en schoon.
Wees geloofd mijn Heer, om broeder wind, Om lucht en wolken en het mooie weer, om ieder weer Waardoor Gij Uw schepselen onderhoudt.
Wees geloofd, mijn Heer, om zuster water, Die zozeer nuttig is en nederig, kostelijk en kuis.
Wees geloofd, mijn Heer, om broeder vuur, Door wie Gij de nacht verlicht; Mooi is hij en vrolijk en machtig en sterk.
Wees geloofd, mijn Heer, Om onze zuster, moeder aarde, Die ons voedt en ons behoedt En velerlei vruchten draagt, Bonte bloemen ook en groen.
Loof en zegen mijn Heer En dank en dien Hem in grote deemoed.
Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen. En waarom zou mij dan het leren vervelen? Het lezen en schrijven verschaft mij vermaak. Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken; Ik wil in mijn prenten mijn tijdverdrijf zoeken; 't is wijsheid ,'t zijn deugden, naar welke ik haak.
Er was een keer één en ze waren getweeën. Ze vochten alle drie als vier levende duivels. Daar de vijfdekwam durfde de zesde aan de zevende niet roeren. Zo dacht de achtste, en ook de negende had zich over de tiende vergist. Want er kamen elfdienders die de twaalf kerels alle dertien hebben opgesloten. Zo is het met dieveertien afgelopen. Alleen de vijftiendebleef vrij, hij had dezestiende niets misdaan. Dat getuigde de zeventiende, hoewel de achtiendedit tegensprak. Maar de negentiendevroeg: is twintig dan niet genoeg?
A is een aapje,dat eet uit zijn poot, B is een bakker, die bakt voor ons brood, C is een cactus, die eet chocolaat, D is een dame, die danst op straat
E is een ezel, die eet op het land, F is een freule met fruit in de hand, G is een geitje en Gerda is er bij; H is een hondje met een haantje aan zijn zij.
I is een inktpot, waar Ivo een uit schreef, J is een jasje dat Jacob eens kreeg K is een koopman, die koffie verkoopt, L is een luiaard, die meer slaapt dan loopt.
M is een molen, die draait door de wind, N is een naaister, die naait voor haar kind, O is een otter, die zwemt in het meer P is een papegaai, die pikt in een peer,
R is een rover, die radijzen steelt, S is een schuitje, waar steven mee speelt, T is een trommel, die moeder mij schonk, U is een uiltje, dat huist in een tronk.
V is een visser, die vaart op een schuit, W is een wagen, daar rijd ik mee uit, IJ is een ijsbeer, die blank is van vel Z is een zeeman, die zegt u vaarwel
Een puideke zat te loeren in't diepste van de beek; 't en dierf geen lid verroeren; hoe bang het beestje keek! De reiger die blikte de dieperik in en had er in 't puideken zin: ei puidje, kom uit, ei puidje, kom uit! 'Ge zoudt me geren pakken, ei, kwakke zei de puid.
Waarom zoude ik u pakken? zo sprak de pakkeman; ik pak maar stoute slakken, die niemand geren kan; en 'k hoor zo geren uw stemmeke fijn ei laat er ons vriendekens zijn! En 't puidje kwam uit, en 't puideke kwam uit, en... pakke, zei de reiger en... kwakke, zei de puid.
Dag ventje met de fiets op vaas met de bloem ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserk-vis goedendag Da-ag vis dag lieve vis dag lieve vislijn mijn
Vriendschap is in het leven een van de rijkste ervaringen. Een vriend hebben bij wie wie men steeds welkom is, te pas en te onpas, aan wie men zijn vreugde en verdriet kan toevertrouwen wordt beschouwd als het hoogste goed
De essetiële dingen van het leven zijn gratis. Ze zijn je zomaar gegeven. De schoot van je moeder. De zon en de vriendschap. Een plaats aan tafel. Een hartelijke omhelzing. Het lachen van een kind. Het lied van een vogel. het kabbelen van een beek. Het sap in de bomen. Het golven van de zee. De dag en de nacht. De rust en de stilte. De zevende dag. Het leven en het sterven. Het mens zijn op aarde
als ik die dikke boeken zie van de geleerden vol wijze dingen die zij allemaal beweerden en ik zie de wereld om mij heen, dan moet ik vrezen dat niemand ooit die wijze boeken heeft gelezen
Met gouden kleuren rond uw huis heb ik mij deze herfst verkoren om vaak het tedere geruis van fijn fluweel te horen... Een dolle sneeuw uit elke kroon de bladeren verloren, maar aan ons hart zo teer en schoon gevoel van rust geboren. Nog: talloos in de schemering de sterren opgestoken en over elke herinnering het laatste woord gesproken
Ken je de namen van de tederheid? ze luiden: genegenheid en welwillendheid, vriendelijkheid en welbehagen, fijngevoeligheid en tact, betrouwbare geborgenheid, medeleven en betovering.
Al te vaak onderschatten wij de kracht van een aanraking, een glimlach, een vriendelijk woord, een luisterend oor, een oprecht compliment, een kleine liefdevollle daad, stuk voor stuk dingen die een leven een andere koers kunnen geven. Het aantal manieren om onze liefde voelbaar te maken is overweldigend groot
lezen was mijn afleiding en genoegen, mijn troost mijn zelfgekozen verslaving lezen voor de lol, voor de schitterende stilte die je omringt als je de woorden van de schrijver hoort weerklinken in je hoofd. Paul Auster Brooklyn dwaasheid
Een boekenkast zonder boeken is als een lichaam zonder ziel.
Cicero 106-43 v. Chr.
de dingen waar van we houden, vertellen ons wie we zijn.
Thomas Moore
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek