Kleine, kleine stouterik, zoudt ge moeder tergen? wacht, ik zal hem roepen, ik, uit de zwarte bergen. Grijp, grap, grimmeland, zonder lip of zonder tand, grijp, grap, grauw! de bietebauw! Hoor hem, met zijn berenkop, op de deuren bonzen. Krak! hij kruipt een zolder op, oei, oei, oei, den onzen! Grijp, grap, grimmeland, zonder lip of zonder tand, grijp, grap, grauw! de bietebauw! Recht naar bedde komt hij, boe. riekt aan de gordijne, doe maar zeere uw oogjes toe, of ge ziet de zijne! Grijp, grijp, grimmeland, zonder lip of zonder tand, grijp, grap, grauw! de bietebauw! Neen, neen, neen! Naar buiten, beest, om de stoute knapen! Moeders kind is braaf geweest; kan zoo schoone slapen. Douw, douw, kindje douw; zwicht u voor den bietebauw, douw-douw-dijn; en zoete zijn!
Het bladerloze licht van een herfstdag zonder wind maakt oude mensen ontroerend mooi.
Doordat zij de worsteling met het verval al lang hebben gestaakt en spiegels niet meer vrezen, zijn zij broos geworden en doorschijnend als gesponnen glas met de zachte mysterieuze glans van zilver
Het jongentje zijn potlood is stuk zijn potloodje van sinterklaas het jongentje had het meegebracht naar school om het te tonen aan zijn vriendjes zijn mooie potloodje van sinterklaas
Een vriendje heeft het stukgebroken het mooie potloodje van sinterklaas nu zitten traantjes in het jongentje zijn oogjes maar hij wil niet huilen want hij is een grote jongen die geen speelgoed krijgt maar schoolgerei
het vriendje lacht en de andere vriendjes ook en het jongentje wil niet huilen het kijkt wanhopig naar zijn twee stukjes potlood in zijn warme handjes
Na schooltijd rent het jongentje naar huis in zijn ene hand zijn boekentas in zijn andere twee stukjes potlood het jongentje denkt: volgend jaar vraag ik sinterklaas een sterker potlood
Het mooiste van de winter, is als het vriest. Dan is het de vorst die kiest. Hij omringt alles met een mooi wit randje, het is net als kant. Het glinstert bij het minste zonlicht. Wanneer het smelt, streelt het de bladeren voor de laatste maal, met zijn koude hand. De spinnewebben zijn gesponnen juweeltjes. De waterdruppels op de draden zijn als parels aan een ketting. De natuur heeft zijn geheimen om als een kustenaar bomen en struiken om te toveren, in het helderste krisal. Zo zuiver en zo fijn
Ik hou van de vallende sneeuw. Zij is minder stil dan het sneeuwlandschap, want zij laat een soort geruis horen, een licht gefluister... Men hoort de sneeuw vallen, bijna zonder het te weten. Maar deze hemelmassa die zich in witte vlokken uitstort, zondert de wereld met zijn geluiden af. Sneeuw...dit is de witte stilte
Een vriend mijn kind is als de wind die door je haren streelt, hij raakt je noch 'n naakt je niet als hij je leven deelt. Een vriend is als het zout dat desem diep doordringt, als vogelzang dat in het woud doorheen de bomen zingt. Als een druppeldauw zo is een vriend, die op het bloemblad rust en stralend in het zonnelicht haar broze randen kust. Een vriend is als een draad die door je leven gaat, je vreugde en je pijn en leed, je kommer en je zorgen weet, je steeds te zijde staat.
Wilfried Vervisch Stille gedachten in woorden vervat...
De liefde glipt als fijn wit zand tussen mijn verbaasde vingers. Verzet is vergeefs. Niemand kan een boom scheppen uit planken noch een foto nemen van de geur van zuivere sneeuw.
Ik heb je lief, al kan ik het niet weten. Ik bedenk het als je thuiskomt van een dag in je leven. Maar het is geen gedachte. Je streelt mijn wang en wie weet, dat gebaar. Het wordt duizend keer gemaakt voor het bestaat. Hangt je jas aan de kapstok, iets van niets, maar morgen ontbreekt het misschien. Of schudt de dag uit je haar. Wat ik daarin zie is het begin. Het huis onstaat, de tafel neemt plaats, wij veroorzaken elkaar. Het is toch niet denkbaar dat iemand dit alles verzint.
Het geluk is geen ononderbroken rij van mooie dagen, maar de herhaalde lichtende uitzondering die allesins sterk moet zijn om boven het grijze dagdagelijkse leven vol zorgen, als hoop en herinnering te kunnen uitstralen Jean Pierhol
Heel alleen aan tafelke eet ons kind een wafelke; hapt alhier een hoekske boter vlekt zijn doekske; gaapt en bijt alginder... weer een putteke minder; dan in 't wilde, zere zeer, altijd voort en altijd meer.- Wafel in zijn handekens wafel in zijn tandekes, en zijn gretige oogjes gaan naar het bord, waar d'ander staan
Op zijn blote voeten, met zijn wit wit hemdje aan, komt het kindje 's morgens op het kamertrapje staan; 't Kindje leerde minzaam groeten: Dag vader, daag moeder, dag zuster, dag broeder, Dag allemaal!
Op zijn blote voeten, met een kruisje voor de kop, loopt het kindje 's avonds weer het kamertrapje op; hoor het lieve kindje groeten: Nacht vader, nacht moeder, nacht zuster, nacht broeder, Nacht allemaal
lezen was mijn afleiding en genoegen, mijn troost mijn zelfgekozen verslaving lezen voor de lol, voor de schitterende stilte die je omringt als je de woorden van de schrijver hoort weerklinken in je hoofd. Paul Auster Brooklyn dwaasheid
Een boekenkast zonder boeken is als een lichaam zonder ziel.
Cicero 106-43 v. Chr.
de dingen waar van we houden, vertellen ons wie we zijn.
Thomas Moore
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek