Je betekent zoveel voor mij. Hoe moet ik het in woorden vatten? je brengt zon in mijn leven je bent me meer waard dan bloemen, boeken en geld. Je doet me leven, je maakt mij beter, je bindt me niet, je maakt me vrij.
Je ogen zitten vol sterren, je handen zijn tederheid, je kunt luisteren naar kinderen. omwille van jou kan ik veel missen. Ik weet dat jij er bent en dat jij in mij gelooft. Zolang jij er bent, hoef ik nergens bang voor te zijn, en ik kan blij zijn.
Er zitten in mijn hof wel zeker zeven katten, ze denken slechts aan seks en ook aan vogels jatten. Ze paren op mijn dak en poepen t' allen kant, verpesten mijn gazon en elke pure plant. Geen vogel hoor 'k nog fluiten, ze vluchten uit mijn hof, alleen die zeven katten maken elkaar het hof. Ze sluipen heim'lijk door het groen en klimmen in de bomen, of zitten met een sluikse blik van vogeltjes te dromen. En als ik etensrestjes leg in't vogelhuisje op de koer, dan eten zeven katten met graagte van dat voer. 'kWou graag weer vogels horen die floten net als toen, maar 'k zit met zeven katten en 'k kan daar niets aan doen.
Wie Lichtmis zegt denkt aan brandende kaarsen en een lichtprocessie. Het is een oud gebruik, vol symboliek. Met het aansteken van het licht spreken we ons geloof uit in de verlichtende, verwarmende aanwezigheid van Jezus midden onder ons. Hij is Gods Licht gegeven aan de wereld, opdat geen mens nog zou wegzinken in de duisternis van ontmoediging of zinloosheid, in de donkerte van lijden en dood.
Wat dappere krokussen priemen naar boven en richten hun kelkje naar de waterzon. Die harde klonter aarde houdt hen niet meer tegen, zij hebben het licht gevoeld en kunnen hopen.
En ook mijn hart hoopt met hen mee en bloeit voorzichtig open, heel schuchter nog. Bang voor de noordenwind, die alles plots wegmaaien kan, ineenkrimpen laat dat eerst, tere, dappere blad.
De wind neemt herfstresten met zich mee en strooit de lege luchten vol met zin en zucht naar lente lucht. Waar blijf je toch?
Stelen zal wel niemand doen, die van eer houdt en fatsoen. Maar toch rooft men, o zo vaak een voorname grote zaak. 'k Spreek hier van de goede naam, daarop werpt men, o zo vaak een blaam, want het kwaad dat men vertelt, wordt niet spoedig meer hersteld. Roof toch nimmer iemands eer, want hij krijgt ze moeilijk weer
lezen was mijn afleiding en genoegen, mijn troost mijn zelfgekozen verslaving lezen voor de lol, voor de schitterende stilte die je omringt als je de woorden van de schrijver hoort weerklinken in je hoofd. Paul Auster Brooklyn dwaasheid
Een boekenkast zonder boeken is als een lichaam zonder ziel.
Cicero 106-43 v. Chr.
de dingen waar van we houden, vertellen ons wie we zijn.
Thomas Moore
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek