hij zet een zestal vallen met blokjes kaas voor ratten gooit akelig precies kiezelstenen naar naderende katten strooit gif in iedere hoek gleuf en gaten niets of niemand die aan zijn liefjes zaten
vertroetelend aaiend vertrouwt hij hen toe van mijn vrouws gezwets wordt ik zo ellendig moe bronchitus roggellend in zijn houten burcht ruimt hij vloekend drie ratten door veren gewurgd
zwetend zaagsel in haar en gezicht oneindig planken zagend nesten bouwend doffers en spichtjes haast doodgeknuffeld doch hem rustig toevertrouwend aanvliegend op hoofd schouders armen en rug vol spit staat hij armen gespreid onder pluisjes veren en vogels in vol geluk en pikken zij maiskorrels uit zijn lachende rode konen kunstgebit
terugkerend een vlucht koppels geringd uit Bretagne wacht de klok ongeduldig in zijn trillende handen dalend op het monotone fluitje of het rammelend blik trots als een pauw wint hij goud en zilver en brons en ach die paar tientjes voor tabak en de Toto als extra schik
|