Komend uit donkere diepten
Door de schil van de wereld
Ontspringt het in de bron
Samengevloeid uit alle richtingen
Opgestuwd door een krimpende aarde
Geperst door lagen verleden
Helder en flonk'rend als diamenten
In het omarmende zonlicht
Heftig, woest, kabbelend en stil
Gevend en vergevend
Niets ziend en ontziend
Aangetrokken door de einders
Vervolgt het haar weg
Uitgespreid als tentakels
Met niet te stuiten drang
Stroomt het door beddings en valleien
Almaar verder van de bron
Door seizoenen, licht en duisternis
Alleen de vorst eist oponthoud
Tot de takken van de bomen
Ontdooiend uit hun koude harnas
Hun druppels laten vallen in de beek
Waarna de stroom haar reis hervat
Door oevers begeleid
Naar oorden in de verte
Langs wouden en velden
Al offerend op haar weg
Met omhoog dampende vlagen
Die samengesmolten tot wolken
En myriaden van kristallen
Hun weg vervolgen langs de hemel
Zwanger van de zware last
UItgespuwd, weer opgenomen
In de schoot der aarde
Waarna de reis opnieuw begint.
Ik wandel door de dode stad Door lanen van herinnering Wit in de zon loopt het schelpenpad naar een oneindige verte Op een tombe ligt een roos fel afstekend tegen het diepe zwart van het koude marmer als een blijk van mededogen Een hand wijst omhoog Als een laatste bede Verstard in haar beweging In groene hagen verscholen zingen de vogels Verweerde inscripties verbergen liefde en leed armoede en rijkdom Het heden is onderweg Er is geen keus Praalgraven en grafkelders tonen een rijk verleden Soms staan er wachters naast Zwijgend in de stilte Op uitkijk naar hereniging Monumenten onafzienbaar wedijveren in schoonheid metelkaar In hun schaduw verloren ligt een eenzaam graf van een vergeten soldaat opgegaan in nevels achter de zon Apartheid in de dood Alles is ijdelheid.