Inhoud blog
  • Liefdesliedjes
  • Kerstliedje
  • Liedjesteksten over Antwerpen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    LIEDJESTEKSTEN VAN FRANS DEPEUTER
    Liedjes over Antwerpen en andere (© Frans Depeuter)
    De liedjesteksten die u hieronder vindt, mogen gratis gebruikt worden. (Frans Depeuter)
    26-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefdesliedjes

    WEET JE NOG (voor een vrouw)

     

    Weet je nog, liefste,

    bij de watermolen aan ‘t Zilvermeer,

    ik zag je daar staan en jij zag mij

    en de andere mensen bestonden niet meer.

    Wij liepen heel alleen door de zomer,

    wij liepen heel alleen op het strand,

    en toen je mij zei

    dat ik je hemel was en je zon

    en je hele aarde erbij,

    het was toen, mijn liefste,

    dat alles begon.

     

    Refrein        En de zon lag op de bomen,

    en ‘t was zomer in het land,

    op het water dreven dromen

    en de hemel stond in brand.

    En de zon lag op de bomen,

    en de zomer was ons land,

    en ‘t geluk dat zag je komen

    en ik schreef je naam in ‘t zand.

     

    Weet je nog, liefste,

    van die mooie uren in dat klein café,

    ik zat naast jou en jij naast mij

    en het venster zag uit op de blauwe zee.

    We zaten heel alleen in de zomer,

    we zaten heel alleen bij het strand,

    en toen je mij zei

    dat ik je zee was en je bron

    en de zilveren vissen erbij,

    het was toen, mijn liefste,

    dat alles begon.

     

    Weet je nog, liefste,

    toen jij mijn man werd en ik je vrouw,

    ik lag aan je zij en jij naast mij

    en wij zwoeren elkaar voor altijd trouw.

    We lagen heel alleen in de wereld,

    we lagen heel alleen in ‘t heelal,

    en toen je mij zei

    dat je mij ‘t licht schonk, zeven ton,

    en misschien wat schaduw erbij,

    het was toen, mijn liefste,

    dat alles begon.




    IK VRAAG ME AF

     

    Ik vraag me wel eens af

    of die zandweg nog bestaat

    tussen de mirtehaag en ‘t koren

    waar je ‘t rijpen en rijzen van ‘t graan

    en het zwijgen van de krekels kon horen.

    Ik vraag me af, liefste

    zouden onze sporen in ‘t zand nog staan

    en het bed in het gras waar we lagen,

    zou dat alles nog bestaan

    na die duizenden dagen?

     

                Ref:      Zeg me toch, liefste,

                            het moét nog bestaan

                            want zonder al die dingen

                            kan ik niet leven

                            en geen warmte en geluk

                            aan d’anderen geven.

                            Zeg mij vlug, liefste,

                            het is niet gedaan,

                            onze liefde van toen

                            zal nimmer vergaan.

     

    Ik vraag me wel eens af

    of die boomgaard nog bestaat

    met zijn prieel en witte stoelen

    waar je ‘t gouden gegist van de wijn

    en het barsten van de druiven kon voelen.

    Ik vraag me af, liefste,

    zouden onze namen in de beuk nog staan

    en de vlinders waarnaar we toen keken,

    zou dat alles nog bestaan

    na die honderden weken?

     

    Ik vraag me wel eens af

    of dat schuilnest nog bestaat

    tussen de braam- en wilgenstruiken

    waar je ‘t geuren van ‘t bos en de laan

    en het sterven van ‘t najaar kon ruiken.

    Ik vraag me af, liefste,

    zou ook onze blokut er nog staan

    waar we vaak zo gelukkig in waren,

    zou dat alles nog bestaan

    na die tientallen jaren?

    26-06-2008 om 15:57 geschreven door Muze

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerstliedje

    Nu sijt wellecome            

     

    Kerstmis bij de ouders thuis

    met buche, kalkoen en brandewijn,

    de kamer gonst van hoe het was

    en hoe het morgen weer zal zijn.

    Kerstmis bij de ouders thuis,

    en kinderogen die zo blinken

    in ‘t licht dat van de kaarsen druipt,

    hun stemmen die als zilver klinken

    van Nu sijt wellecome¼

     

    Refrein:

    Nu sijt wellecome,

    groot en klein en rond en slank,

    in ‘t rijkste huis en d’ armste stal,

    zwart en bruin en geel en blank,

    laat het vrede zijn overal

    in deze stille nacht

    van dulci jubilo.

     

    Kerstmis in de grote stad,

    de kinderen kijken vol verlangen

    naar al het lekkers vóór de ramen,

    met rode neus en frisse wangen.

    Kerstmis in de grote stad,

    de daken zijn met sneeuw belaên

    en uit de hoge hemelsfeer

    waait weer het oude kerstlied aan

    van Nu sijt wellecome¼

     

    Kerstmis in de wereld wijd,

    een kindje zoekt een warme hand,

    haat en wapens die nu zwijgen,

    de aarde wordt weer één groot land.

    Kerstmis in de wereld wijd,

    van oost tot west, van noord tot zuid,

    in flat, paleis en tentenkamp

    weerklinkt het verre stemgeluid

    van Nu sijt wellecome¼

     

    Kerstmis in eenieders hart

    dat van geluk en vrede droomt,

    waar hoop en angst te samen leven

    en liefde voor de ander woont.

    Kerstmis in eenieders hart,

    laat de bellen nu maar rink’len,

    zet de deuren heel wijd open

    voor de wensen die weerklinken

    van Nu sijt wellecome¼

    26-06-2008 om 15:41 geschreven door Muze

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liedjesteksten over Antwerpen

    Oud-Antwerpen

     

    Oud Antwerpen, waar zijt ge gebleven?

    Oud Antwerpen, waar zijt ge naartoe?

    Met uw straatjes en stegen, uw gevels en parken,

    uw pleintjes met tenten, kiosken en marken.

    Oud Antwerpen, waar zijt ge naartoe,

    met uw cafékens en frieten en uw Lachende Koe.

     

    Oud Antwerpen, waar zijt ge gebleven?

    Oud Antwerpen, waar zijt ge toch heen?

    Met uw karren en koetsen, uw trap’lende paarden,

    uw lichtjes aan ‘t Scheld en oude lantaarnen.

    Oud Antwerpen, waar zijt ge toch heen,

    met uw sjezen en trams en uw pont aan het Steen.

     

    Oud Antwerpen, waar zijt ge gebleven?

    Oud Antwerpen, waar zijt ge toch heen?

    Met uw bals populaires, uw  cirken en foren,

    uw kroegen en schippers, en fiere Sinjoren.

    Oud Antwerpen, waar zijt ge naartoe,

    met uw crème fouettée en ma chère et mon chou.

     

    Oud Antwerpen, waar zijt ge gebleven?

    Oud Antwerpen, waar zijt ge toch heen?

    Met uw orgels, violen, uw clowns en claqueurs,

    uw dansende aapjes, pierrots en jongleurs.

    Oud Antwerpen, waar zijt ge toch henen,

    met uw reuzen en poesjes, ‘t is al nu  verdwenen.

     

     


    O mijn lief oud Antwerpen

     

    Refrein:

    O mijn lief oud Antwerpen,

    mijn zwierige keizerstee,

    met uw witte Congoboten

    naamt gij mijn hart steeds mee.

    O mijn lief oud Antwerpen,

    mijn stad aan de Scheldestroom,

    met uw Lieve-Vrouwentoren

    waart gij mijn schoonste droom.

     

    Want op de sjieke Keizerlei

    daar pronkten alle rijke mannen

    met veel bravoure en pralerij

    met hun sjieke kakmadammen.

    Zij klapten Frans met heel veel haar

    van parlez-vous en niks compris,

    en poup-en-l’air nous deux ce soir,

    en petite noble en grand chichi.

     

    En ‘s avonds nog een cinema

    met de maîtresse of fiancée,

    in de Kursaal of de Plaza,

    of in de vuile smos-Pathé.

    Daar kreegt ge soms van bovenop,

    van d’een of d’ander zottebel

    daar op ‘t balkon op uwe kop

    een vrouwenbroek of een jar’tel.

     

    De vrouwen in een jupe plissée,

    de venten met ‘n carrokesklak,

    zo ging dat naar ‘t bal masqué,

    in ‘t danslokaal van monsieur Jacques.

    Of anders in de Pat-a-Pouf,

    een plakker of een eentweedrij,

    een slaapmuts in de Grande Bouffe

    en dan¼ ‘n pan met ‘n spiegelei.

     

    En ‘s zondags met hun eigen vra

    in Chez Robert een pousse-café

    et pour madame un chocolat,

    une crème banane of coupe glacée.

    En wandelen op de grand boul’vard,

    de duimen achter de bretels,

    en nog een crêpe in Café des Arts

    en lonken naar de mammezels.

     

    En ‘s avonds in de Bar Pigalle

    bier of wijn, anijs of kwak,

    en elke avond carnaval

    en ‘n ferrem stuk in uwe frak.

    En in de Vive la Liberté

    daar dansten maskes heel de nacht,

    zij deden daar de hupsakee

    met niks vanvoor en niks van acht’.





    Antwerpen, die schone

     

    Refrein:

    Antwerpen, die schone,

    met uw Bollekes en appelflappen,

    met uw Sinjoren en hun smoeskes

    en de moppen die ze tappen,

    met uw cafés en kaberdoeskes

    en het toltje dat z’ hier klappen

     

    Een blonde chik in de botannik,

    kort gerokt maar niet gekrokt,

    met schoon loezen in haar blouze

    en een matteke voor d’r gatteke.

    Voor pikkenotje in ‘t floere gotje,

    een malse poep, zei Lange Joep,

    met ‘n ferm floche op zijn galoche,

    en ‘ne pizzewiet van keskeschiet,

    Want wie een muizekè wil vangen,

    moet aan ‘t koemmeke gaan hangen

     

    Wat gaan we freten, vroeg de Neten.

    Een appelbrooike voor ‘t savooike,

    wat garnot voor die gève trot,

    ‘ne cervela met ‘ne kauwe pla,

    en kees met notjes vult de gotjes.

    Een beignet van de Panaché

    of een spek en warmerek,

    of wat ropkes voor uw knopkes,

    en een chouke voor ons moeke.

    Van hete pruimen met wat weust,

    daarvan krijgde groten deust.

     

    ‘t Is genne zwans zei Dikke Frans,

    ‘k zen klein van was maar groot van sas,

    steekt al die brol maar in uw hol,

    en veel koereuzze met uw bageuzze.

    Amai mijn kloten, zei Jan Grote,

    de schuppezot komt uit zijn kot,

    ‘t is ‘n hete stang, zei So Behang,

    toujours l’amour en op de vloer.

    Met wat groes al voor d’r deur

    en een grote komisveur.

     

    Een jeannet met een trompet

    en ’n maseurke met ‘n vapeurke.

    Een dikke pree, zei Désiré,

    ‘t is vandoeng met zo’n bres joeng.

    Da’s crapuleus zei de serveus,

    ik stond parée aan den entrée.

    Da’s mijne meug zei d’ouwe zeug,

    een rare kwiet met ‘ne suikerpiet.

    En als ge stijf zijt aan uw krent

    godde naar ne jummenasvent.

    23-06-2008 om 21:59 geschreven door Muze

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (37 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/06-29/06 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!