WEET JE NOG (voor een vrouw)xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Weet je nog, liefste,
bij de watermolen aan t Zilvermeer,
ik zag je daar staan en jij zag mij
en de andere mensen bestonden niet meer.
Wij liepen heel alleen door de zomer,
wij liepen heel alleen op het strand,
en toen je mij zei
dat ik je hemel was en je zon
en je hele aarde erbij,
het was toen, mijn liefste,
dat alles begon.
Refrein En de zon lag op de bomen,
en t was zomer in het land,
op het water dreven dromen
en de hemel stond in brand.
En de zon lag op de bomen,
en de zomer was ons land,
en t geluk dat zag je komen
en ik schreef je naam in t zand.
Weet je nog, liefste,
van die mooie uren in dat klein café,
ik zat naast jou en jij naast mij
en het venster zag uit op de blauwe zee.
We zaten heel alleen in de zomer,
we zaten heel alleen bij het strand,
en toen je mij zei
dat ik je zee was en je bron
en de zilveren vissen erbij,
het was toen, mijn liefste,
dat alles begon.
Weet je nog, liefste,
toen jij mijn man werd en ik je vrouw,
ik lag aan je zij en jij naast mij
en wij zwoeren elkaar voor altijd trouw.
We lagen heel alleen in de wereld,
we lagen heel alleen in t heelal,
en toen je mij zei
dat je mij t licht schonk, zeven ton,
en misschien wat schaduw erbij,
het was toen, mijn liefste,
dat alles begon.
IK VRAAG ME AF
Ik vraag me wel eens af
of die zandweg nog bestaat
tussen de mirtehaag en t koren
waar je t rijpen en rijzen van t graan
en het zwijgen van de krekels kon horen.
Ik vraag me af, liefste
zouden onze sporen in t zand nog staan
en het bed in het gras waar we lagen,
zou dat alles nog bestaan
na die duizenden dagen?
Ref: Zeg me toch, liefste,
het moét nog bestaan
want zonder al die dingen
kan ik niet leven
en geen warmte en geluk
aan danderen geven.
Zeg mij vlug, liefste,
het is niet gedaan,
onze liefde van toen
zal nimmer vergaan.
Ik vraag me wel eens af
of die boomgaard nog bestaat
met zijn prieel en witte stoelen
waar je t gouden gegist van de wijn
en het barsten van de druiven kon voelen.
Ik vraag me af, liefste,
zouden onze namen in de beuk nog staan
en de vlinders waarnaar we toen keken,
zou dat alles nog bestaan
na die honderden weken?
Ik vraag me wel eens af
of dat schuilnest nog bestaat
tussen de braam- en wilgenstruiken
waar je t geuren van t bos en de laan
en het sterven van t najaar kon ruiken.
Ik vraag me af, liefste,
zou ook onze blokut er nog staan
waar we vaak zo gelukkig in waren,
zou dat alles nog bestaan
na die tientallen jaren?
|