23 oktober 2013 Veel zanglijsters trekken in oktober door. De laatste weken worden er op tal van plekken in tuinen en parken zanglijsters gezien. Waar komen al die vogels toch vandaan hoor ik regelmatig?
De zanglijster is een soort die in Friesland zeker
als broedvogel bekend is. De soort past zich sterk aan en kan naast bossen,
parken, tuinen en boerenerven ook steeds meer in moerasgebieden met struikgewas
begroeiing (vooral braam) als broedvogel worden aangetroffen. Zanglijsters zijn
iets kleiner als een merel en hebben een opvallend izabel gelige borst met
donkere vlekken/stippen op flanken en borst. De rug is bruin en bij het opvliegen,
valt de oranje gelige ondervleugel sterk op. Ook de Koperwiek (Readwjuk) heeft een opvallend gekleurde
ondervleugel doch deze is meer roodachtig oranje en veel helderder van kleur en
onderscheidt zich van de zanglijster door een meer opvallend lichte oogstreep
en roodbruine flanken. Koperwieken zijn ook iets kleiner dan zanglijsters.
Zanglijsters zijn vroege broedvogels en bij zachte
Friese winters zijn de mannetjes soms al in februari terug in hun territoria en
kunnen begin maart de wijfjes al broeden op vier tot zes helder blauwe eieren
met zwarte vlekken. Het wijfje legt meestal maar 1 ei per dag en begint pas te
broeden als het laatste ei is gelegd, de broedduur is ongeveer 14 dagen en na
15 dagen vliegen de jongen uit waarna ze nog regelmatig van voedsel worden
voorzien door de ouders. Er kunnen per jaar meerdere legsels, soms wel drie,
geproduceerd worden en tot diep in september kunnen er nog pas uitgevlogen
jongen worden waargenomen.
We weten
eigenlijk nog maar heel weinig van de overwinterplekken onze eigen Friese
broedvogels en nestjongen omdat deze namelijk maar zelden meer geringd worden.
De gegevens die bekend zijn geven aan dat onze Friese broedvogels deels in
eigen land (zachte winters) overwinteren en in Belgiƫ, Frankrijk en Engeland
worden opgemerkt. Vanaf oktober wordt de doortrek uit noordelijker streken heftiger.
Deze vogels zijn dan vaak afkomstig uit; Duitsland, Denemarken, Zweden,
Noorwegen, Finland of Rusland zo is aangetoond.
Zanglijsters die veel noordelijker van ons broeden (Rusland,
Noorwegen, Finland, Zweden) en die hier in sommige winters overwinteren behoren
tot een andere ondersoort (Turdus
philomelos philomelos) en zijn onder anderen meer grijsachtig op de rug.
Vondsten van deze noordelijke ondersoort zijn voor Friesland zeldzaam, ik vond
er twee in mijn archief. Een jonge vogel die geringd was op 1 oktober 1990 in
het Russische Kabli, Parnu in Estland vloog zich al na dertien dagen dood tegen
vensterruiten in Leeuwarden bij fam. J. K. Dijkstra. Hemelsbreed een afstand
van 1286 km. De tweede (noordelijke)
zanglijster die op 12 februari 1980 in Zwaagwesteinde bij G. van der Bei tegen de ruiten vloog en
kennelijk in zijn overwintergebied was
had meer geluk, hij overleefde de klap. Deze vogel bleek geringd te zijn op 6 oktober
1979 te Svenska Hogarna in Zweden op 1076 km van Zwaagwesteinde. Ringvondsten
uit het buitenland kunnen ons dus veel zeggen over de herkomst van de zanglijster ondersoort. Vooral de slachtoffers tegen vensterruiten in de wintermaanden zouden meer gecontroleerd moeten worden.
Joure 23 oktober 2013 Jan de Jong, Joure Email; j.d.jongringer403@home.nl
Bijlagen: koperwiek mars muusse.jpg (576.9 KB) zanglijster pieter peeters.jpg (118.6 KB) zanglijster.jpg (75.9 KB)
|