TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
29-04-2006
VERVOLG VAN FRITSKE2
Vervolg fritske2
DE VOLGENDE LESSEN BESTAAN UIT :
BLOEN EN PLANT - ART . NR . 16
HET LANDSCHAP - ART . NR . 19
HET HOOFD - ART . NR . 26
HET NAAKT - ART . NR . 31
FIGUURTEKENEN - ART . NR . 37 .
EN ENKELE BELANGRIJKE ONDERDELEN :
DE HANDEN ART . NR . 37 . a
DE VOETEN ART . NR . 38 .
EN DE KOP ART . NR . 39 .
DE DIEREN - ART . NR . 43
DE COMPOSITIE - ART . NR . 49
HET ONTWERPEN - ART . NR . 55
SCHILDERTECKNIEKEN IN VIER DELEN UITGELEGD !! ( Deel I Gelieve hiernaast op datum van 9/10 - 15/10/ 2006 te klikken , en dan scrollen tot op 14/10/2006 ) .
OLIEVERFTECHNIEKEN - EERSTE EN TWEEDE DEEL - ART . NR . 62 EN ART . NR . 65
GOUACHE - PASTEL - EN KLEURPOTLOOD DERDE DEEL ART . NR . 70
AQUAREL VIERDE DEEL ART . NR . 76
BESTE LEERLINGEN EN BEZOEKERS ......
Beste leerlingen en bezoekers jullie kunnen de afbeeldingen vergroten door er op te klikken , en nogmaals te vergroten met rechts onder te klikken op het icoontje .
01-05-2006
ART . NR . 16 . BLOEM EN PLANT , INLEIDING
Art .Nr . 16
Bloem en plant.
Inleiding :
Is niet alles wat groeit en bloeit een bewonderingswaardige wereld , waarin de eeuwige poézie der natuur zingt ? Voor sommigen is de bloem slechts een aanleiding tot prachtige kleuren, voor anderen , verliefd op de " klare " tekening , verleidt zij het oog tot de ontdekking van een fijn uitgesponnen en sierlijk lijnenspel . Wij kunnen de bloem bestuderen in weelderig samengestelde boeketten of in zijn natuurlijke omgeving in de vrije natuur . Men zal de bloem ontleden om door te dringen in het geheim van haar charme , om er onzegbaar veel resultaten in de vorm van lijnen , vormen en kleuren aan te ontlenen . Juist aan de bloem is de kunstenaar de grootste rijkdom van zijn palet verschuldigd. Zij is de onuitputtelijke schatkamer van de decoratieve kunstenaar . Zij is de taal , waarin een fijngevoelige geest zich uitdrukt . En allen schenkt zij het gevoel van harmonie door haar , vaak stoutmoedig in hun beweging , vloeiende lijnen welke echter steeds zullen opvallen door evenwichtigheid . Iedereen voelt , bewust of onbewust , dat de bloem hem steeds ontroerd . En is dit ook niet hetzelfde wat wij voelen wanneer wij tegenover een waarachtig kunstwerk staan ?
Wanneer wij starten met het tekenen van bloemen en planten moeten er twee klippen worden omzeild . In de eerste plaats moeten wij vermijden om tot een dorre nabootsing te vervallen , waaruit alle leven en vrije vondsten verdwenen zijn . Maar eveneens moeten wij proberen om niet te vervallen in een oppervlakkige weergave . Trouwens , er is niet één enkele manier om een bloem te tekenen of te schilderen... er zijn er vele ! Wat wij zouden willen is dat je bij de studie van bloem en plant al het mogelijke doet om tot een persoonlijke herschepping van het geziene te komen ; dat je de studie dus zo inkleedt om op die wijze tot een eigen manier van werken te komen . Omdat te bereiken moet je er dus niet naar streven tekeningen te maken in een reeds eerder geziene stijl of manier ; je moet proberen de bloem op papier te krijgen zoals je haar zelf aanvoelt . Maar daarvoor is het nodig dat je precies weet , hoe je een bloem moet observeren om haar goed te kunnen begrijpen en dat je haar leert " zien " ; eerst op zichzelfstaand , daarna met betrekking tot de steel en de bladeren en het geheel in het verloop van de verschillende bloeistadia . Het is dan ook heel nuttig om te beginnen met de " anatomie van bloem en plant " te bestuderen . In grote lijnen volgen wij dan haar onstaan , haar groei en de wijze waarop zij zich voortplant . Een kleine ontdekkingreis dus in het botanische rijk ! Maar ... wij zullen het eenvoudig houden !
02-05-2006
FIG . 4 .
Fig . 4 .
Decoratieve omwerkingen van de verschillende rangschikkingen .
Boven : tegenoverstaand , gevolgd door : in afwisseling geplaatst. Beneden : kransgewijs geplaatst , gevolgd door : stervormig geplaatst .
FIG . 1 . DE PLANT
Fig . 1 . De Plant .
ART . NR . 16 . a , DE THEORIE ( DE PLANT )
Art . Nr . 16 . a
De Theorie .
DE PLANT
Wij weten dat de bloem uit de plant ontstaat en zullen dus allereerst de plant onderzoeken en bespreken . Elke plant ontstaat uit een zaadje , dat , geplant in een geschikte omgeving , gaat kiemen , wortel schiet in de bodem en zijn stengels , takken , bladeren , bloemen en vruchten in de hoogte doet groeien . Zonder in te gaan op de oneindige verscheidenheid van verschillende wijzen van groei , elk eigen aan zijn soort of familie , zullen wij in het kort de stadia van het algemene groeiproces uiteenzetten en de belangrijkste onderdelen van de plant hun naam geven . Het zaadje bevat meestal in hoofdzaak de plant in het klein ( het kiemplantje ). Het draagt een eerste beginsel van bladeren en wortel in zich , weliswaar nog gewikkeld in een of twee vlezige massa's ( zaadlobben ) , die moeten dienen voor zijn eerste voeding . Naarmate de wortel dieper in de bodem dringt , verheft zich de stengel boven de grond en deze vertakt zich weer in zijtakken , waaraan de nieuwe blaadjes groeien , volgens verschillende rangschikkingen , die min of meer verschillen , al naar gelang de soort ( fig . 1 ) . Deze vertakkingen kunnen tegenovergesteld zijn , afwisselend , kransgewijs geplaatst , stervormig , spiraalvormig , en dat geldt zowel voor de eigenlijke takken ( fig . 2 ) als voor de bladstelen ( fig . 3 ) . Naar aanleiding van deze zo verschillende groeiwijzen kunnen wij reeds prachtige tekeningen en ragfijne arabesken ( fig . 4 ) maken , waarbij ook steeds de soepelheid van onze hand ontwikkeld wordt . Want bedrevenheid in het zetten van soepele vloeiende lijnen is voor de tekenaar of schilder van de planten en bloemen een eerste vereiste . Alvorens verder te gaan en om direct al bij 't begin iedere zin goed te begrijpen , zullen wij je eerst de meest voorkomende woorden en uitdrukkingen uit de plantkunde duidelijk maken . Hier volgt dan onze kleine botanische woordenlijst .
Beknopte woordenlijst
Oksel : De naar de top gerichte hoek , die de bladsteel maakt met de stengel die hem draagt . Helmknop : Deel van de meeldraad : zakje of doosje , dat het stuifmeel bevat . Knop : Tak in wording , hetzij bij de oksels hetzij aan het uiteinde . Schutbladeren : Kleine blaadjes , vooral onderaan de bloemsteeltjes . Kelk : Bekleedt uitwendig het binnenste van de bloem . Hoofdje : De as van de bloeiwijze draagt op z'n verdikte top een bosje bloempjes dicht bijeen ( meestal bijna niet of niet gesteelde bloempjes ) . Vruchtbladen : Bestanddelen van de stamper , apart of aan elkaar gegroeid , bevattend van onder naar boven : het vruchtbegingsel , de stijl en de stempel . Katje : Een soort aarachtige bloeiwijze van eenslachtige bloemen , waarbij of meeldraden of stampers bedekt worden door eenvoudige schubjes . Bloemkroon : Het geheel van de bloembladen . De bloemkroon wordt min of meer gestut en omgeven door de kelk . Bloemtuil : Bloemdragend stengeleinde , waarbij de vertakkingen op verschillende punten uit de stengel komen , maar tot op hetzelfde hoger gelegen niveau reiken . Zaadlob : Een van de vlezige lobben van het zaadje , dat de eerste voedingsreserve van de plant bevat bij zijn eerste groei . Napje : Een soort bakje , dat soms het onderste deel van een vrucht omgeeft ( bv. de eikel ) . Aar : Een geheel van vrijwel ongesteelde bloemen of korrels ingeplant langs een hoofdas . Meeldraden : Mannelijke organen van de bloem . Blad : Aanhangsel van stengels of takken . Helmdraad : Het draagorgaan van de helmknop in de meeldraad . Bloem : Deel van de plant , dat de voortplantingsorganen bevat . Blaadje ( bladvin ) : Apart deel van de bladschijf van een samengesteld blad . Vrucht : Dat wat volgt op de bloem en korrel of zaad bevat . Bladschede : Verdikte of verbrede aanhechtingplaats van de steel van het blad . Tros : Rangschikking van bloemen of vruchten , zich aftakkend van een gemeenschappelijke as . Bloeiwijze : Rangschikking van bloemen aan één plant in het algemeen . Bladschijf : Het brede deel van het blad . Nerven : Vaten of buizen in het blad , die het voedingssap vervoeren . Knoop : Het punt op de stengel , waar een blad of een groep bladeren is ingeplant . Oog : Kleine knop , ontspruitend aan het uiteinde der takken of de oksels der bladeren . Scherm : Bloeiwijze , waarbij de bloemstelen allen uit hetzelfde punt komen en de bloemen tot op dezelfde hoogte brengen . Vruchtbeginsel : Orgaan aan het ondereinde van de stamper , zaadknoppen bevattend ; hierin ontstaat de vrucht . Zaadknop : Te bevruchten onderdeel , gelegen in het vruchtbeginsel ; hieruit onstaat het zaad . Pluim : Bloemrijk en rijk vertakt stengeleinde ( bv. haver , riet ). Parenchym : Vulweefsel van cellen in het blad ( of merg bij een stengel , of vlees bij de vrucht ) . Steel : Draagorgaan of voetstuk van een of ander plantenorgaan of paddestoel , bloem of vrucht . Bloemblad : De gekleurde bladeren of onderdelen die samen de bloemkroon vormen . Bladsteel : Zie " Steel " . Stamper : Vrouwelijk orgaan van de bloem , samengesteldt uit vruchtbladen . Stuifmeel : Vruchtbaar poeder , uitgestrooid door de meeldraden . Bladskelet : Het geheel van de bladnerven . Zijworteltjes : Vertakkingen der wortels . Bloembodem : Bodem van de kelk . Wortelstok : Vlezige onderaardse stengel . Kelkbladen : Blaadjes of schubjes , die samen de kelk vormen . Stempel : " Ontvangplaats " van de stamper , naar bovengehouden door de stijl en bestemd om de stuifmeelkorrels op te vangen en vast te houden . Steunblad : Klein aanhangsel van bladsteel of bloem . Stijl : Lange uitloper van het vruchtblad . Tuil : Rechtopstaande pluim , bijv. bij seringen . Stengel : De spil van de plant , waaraan de takken ontspringen . Knol : Vlezig uitgroeisel op of van de wortel . Krans : Verzameling van verscheidene organen , in een kring gelegen romdom eenzelfde punt . Hechtrankjes : Draadjes , die bepaalde klimplanten als spiraaltje rondom een steunpunt rollen .
Iedereen weet wat een blad is , doch wij gaan dit nu eens nauwkeuriger bekijken . Op het eigenlijke groene blad tekenen zich de nerven af . Wij kunnen deze nerven zien als een soort leidingen , belast met de taak het voedzame sap aan te voeren . Kleinere nerven vertakken zich , uitgaande van de hoofdnerf , welke in het verlengde van de bladsteel ligt . De bladsteel is een dun hol steeltje , aan de achterzijde meestal voorzien van een ternauwernood aangegeven gleufje . Het hecht zich vast aan de stengel met de bladschede , een soort verwijding aan beide kanten , die de stengel omsluit . Vaak komen aan de bladsteel nog steunblaadjes voor ( fig. 5 ) . Het punt waar de bladsteel zich vasthecht heet een knoop en het gedeelte van de stengel tussen twee knopen noemen wij een lid ( zie wederom fig ; 5 ) . In de oksel , de plaats waar stengel en bladsteel zich verenigen zien wij veelal een knopje , de okselknop . Uit dit knopje ( fig . 1 ) kan weer een nieuw steeltje onstaan met meerdere vertakkingen . Op deze manier kan een heel samenstel van stengels , bladeren , bloemen of vruchten ontstaan . Wij zullen er nog verder over spreken .
Variéteiten
Bladeren nemen de meest verschillende vormen aan . Men noemt ze enkelvoudig , d.w.z. één enkele bladschijf met gladde rand ( perzik ) ; getande rand ( brandnetel ) of min of meer ingesneden bladeren ( eik - esdoorn - druif ) . Men noemt ze samengesteld , wanneer het blad gevormd wordt door verschillende aparte gedeelten , die men blaadjes noemt ( fig . 5 ) . Deze blaadjes kunnen uitgaan van eenzelfde punt ( kastanje - klaver ) of trapgewijs liggen langs de hoofdbladsteel ( rozenstruik - acacia ) . Meestal is het blad betrekkelijk plat , maar brengen de nerven er min of meer nadrukkelijk uitspringende gedeelten op aan . Bij bepaalde soorten is het sterk ingesneden of gegolfd en geeft het een uitgesproken vorm ( hulst - distel en het merendeel der stekelplanten ) . Nogal zelden hebben de blaadjes een handvormige of stervormige rangschikking ( zoals bij de kastanje , de lupine enz. ) . De verschillende afbeeldingen op Plaat I en Plaat II laten je de uiterst verschillende vormen van de bladeren duidelijk zien . Tenslotte zijn er , temidden van heel wat andere rangschikkingen , de reeks varens , die in de plantenwereld een betrekkelijk aparte plaats innemen , evenals de mossen , om maar niet te spreken van de zeealgen en de korstmossen . Tenslotte zijn er ook nog de paddestoelen met hun wonderlijke vormen en kleuren .
De Knop
Het zou onredelijk zijn om , alvoren te beginnen met de studie van de bloem , niets te zeggen over de knop die de toekomstige bloem in zich bergt . Is dat niet het begin van de toekomstige met loof uitkomende takken ? Hij groeit aan de stengel of aan zijn vertakkingen ; meestal aan de oksels ( zie weer fig . 1 ) . Zijn vorm is meestal eivormig , gerekt , gerond of gepunt . Hij wordt beschermd door blaadjes , die meestal harshoudend of kleverig en glimmend zijn ; Het is een zeer belangrijk detail en geeft een duidelijk accent aan de vorm van de plant . Verwaarloos het dus niet . Knoppen immers kunnen een zeer decoratief element vormen en hoe boeiend is het niet deze ontwikkeling nader te volgen .
De koppen bieden ons heel de bevalligheid van de plantenwereld in het voorjaar , zowel door hun verscheidenheid van vormen , als door de teerheid van kleuren en is dat niet een belofte van nieuw leven ? Voordat het knoppen werden waren het alleen maar ogen ( verdikkingen aan de takken ) die de eentonige strakheid van de winterse bomen en struiken onderbraken .
FIG . 12 EN FIG . 13 . - MEELDRADEN EN STAMPERS
Fig . 12 en Fig . 13 .
Meeldraden en stampers
FIG . 11 EN FIG . 11 , Bis
Fig . 11 en Fig . 11 , bis
PLAAT III
Plaat III
FIGUREN . 7 . TOT EN MET FIG . 10
Figuren . 7 . tot en met fig. 10
Fig . 7 . - Schema van eenvoudige , regelmatige bloemen van de eerstgenoemde categorie . Boven , recht van voren gezien . Beneden , in perspectief gezien , met wijkende lijnen en verdwijnpunten .
Fig . 8 . - Schema van eenvoudige , regelmatige bloemen van de 2e categorie .
Fig . 8 bis. - Varianten van de voorafgaande categorie , waarin de 4e categorie reeds is aangekondigd .
Fig . 9 . - Categorie , die de 4e nog dichter nadert .
Fig . 10 . - Bloemen van de hierboven beschreven 4e categorie .
FIG . 6 , - SCHEMA ( VERTICALE DOORSNEDE ) VAN EEN BLOEM
Fig . 6 . Schema ( verticale doorsnede ) van een bloem .
FIG . 14 . - KNOP VAN EEN DAHLIA ( POTLOODTEKENING ) .
Fig . 14 Knop van een dahlia ( potloodtekening ) .
ART . NR . 16 . c , - DE BLOEM
Art . Nr . 16 . c
De Bloem
De bloem is de trots van de plant . Door de natuur getooid met zijde en fluweel in de tederste en heerlijkste kleuren , is zij te allen tijde een bron van inspiratie voor de kunstenaars geweest . Zij blijft de brengster van vriendschap en tederheid , van eerbied en herinnering . Zij vertegenwoordigt de opgetogenheid van het plantenleven , terwijl haar kroon toch maar onstond uit de omvorming van nederige blaadjes . Zij verzekert op deze aarde de eeuwigheid van heel het plantenrijk . Zij bestaat in het algemeen uit de uitwendige bekleedsels - de kelkbladen , de kelk en de bloembladen , die de bloemkroon vormen - en uit de inwendige bestanddelen : de meeldraden en de stamper ( fig . 6 ) . De rangschikking van al deze organen laat een oneindige verscheidenheid zien . De indelingen welke door de plantkundigen gemaakt zijn gaan echter meer uit van het inwendige leven van de plant als van haar uitwendige verschijningsvorm . We zullen ons dan ook niet te veel aansluiten bij deze wetenschappelijke indelingen . De betekenis van de wetenschappelijke termen kunt je evenwel in de woordenlijst vinden , evenals de verklaring van uitdrukkingen welke wij hier en daar in deze les gebruiken met betrekking tot stengels , takken , bladeren enz. Ons hoofddoel is immers de waarneming naar uiterlijke vorm en kleur en we zullen liever naar aanleiding daarvan onze indeling maken .
Indeling der bloemen
- 1e Schijnbaar enkelvoudige , regelmatige bloemen ; het lijkt erop of de bloembladen gerangschikt zijn in stervormige rosetten met een hart in het midden , waaromheen zich een of meer rijen bladen bevinden , meestal plat en in afwisselende hoeveelheid . In werkelijkheid samengesteld : er is een hoofdje ( margriet - madeliefje - goudsbloem - aster - cosmea - zinnia - zonnebloem - kamille - enkelvoudige dahlia ) .
2e Eveneens enkelvoudige , regelmatige bloemen , maar zich verwijderd tot een bekertje , met of zonder afzonderlijke bloembladen ( egelantier - klaproos - boterbloem - anemoon - papaver - malva ) of tot een trechter ( lelie - veldklokje - winde - tulp - herfststijloos ) met bloembladen die direct van de steel uitgaan en met meer of minder wijde hoorn .
3e Bloemen , afgeleid van deze categorien , maar veredeld door de tuincultuur , die er zich op heeft toegelegd om de bloembladen te vermenigvuldigen en de kleuren te verrijken , om er gevulde of " dubbele " bloemen van te maken ( dahlia - chinese aster - chrysant - roos - pioenroos ). 4e Bloemen , waarvan de bloembladen in 't begin een verticale richting volgen om zich vervolgens te verwijden ter hoogte van meeldraden en stampers ( anjelier - muurbloem - primula - petunia - tabak - blauwe gentiaan ) . 5e Bloemen , die samengesteld en eveneens regelmatig zijn - hoewel op verschillende wijzen gerangschikt ( korenbloem - distel ). 6e Onregelmatige bloemen , waarvan de bloembladen niet alle dezelfde vormen hebben ( iris - viooltje ) of dikwijls tot één geheel vergroeid zijn in grillige vormen , zoals ( driekleurig viooltje - boon - erwt - dovenetel - vingerhoedskruid - monnikskap - robinia - leeuwebek - kamperfoelie - brem - orchidee - goudenregen ) . De afbeeldingen die hieronder zijn afgebeeld illustreren deze indeling . Plaat III toont je in numerieke volgorde de bloemen van de malva , cosma , goudsbloem , knoopkruid , distel , veldklokje , winde ( 7 en 13 kelk ) , korenbloem , erwt , leeuwenbek , boon , salie en dubbele goudsbloem.
Bloeiwijzen
Andere verschillen zijn op te merken met betrekking tot de rangschikking van het geheel van deze bloemen , die we tot dusver slechts individueel hebben beschouwd : dat noemt men de bloeiwijzen , elk overeenkomend met de wijze waarop bloemen zich onderling groeperen of tevoorschijn komen uit de stengel van eenzelfde plant . Evenals bij deze stengel zelf , gaat het , afgezien van de gevallen waarin de bloem afzonderlijk groeit , om afwisselende vertakkingen , die uitlopen op een bijzondere schikking van de bloembladen . Zonder in te gaan op de bijzonder ingewikkelde en gedetailleerde terminologie , noemen wij ( fig . 11 ) : 1e De aar : Hier zijn de bloemstelen zo kort , dat de bloemen , in een rij langs één enkele stengel , de schijn wekken onmiddellijk aan de stengel vast te zitten . De aar is samengesteld wanneer de eerste bloemstelen worden vervangen door kleinere aren bv : grassen en granen . Andere voorbeelden van planten met aarvormige bloemen zijn : wolkruid - ridderspoor - stokroos - reseda - spaanse klaver - vingerhoedskruid - wilde salie - doddegras . 2e Het hoofdje : Talrijke bloemen , ontluikend aan het het uiteinde van hun bloemstelen , vormen een soort schijf , koepeltje of bolletje en deze verzameling kleine nauw aaneengesloten dicht op elkaar gedrukte bloempjes biedt de bedriegelijke aanblik van één enkele bloem ( duifkruid - korenbloem - sneeuwbal - klaver ) . 3e Het scherm : De uitgerekte bloemstelen komen alle uit één zelfde punt van de stengel en waaieren uit om een schijf van bloemen te vormen , zoals die van de wortel bijv. Wij noemen verder : de venkel , de engelwortel , de koekoeksbloem , de primula en ook de klimop . Het scherm kan samengesteld zijn : elke bloemsteel eindigt zelf in een klein schermpje . 4 e De bloemtuil lijkt op het scherm , maar met dit belangrijke verschil dat de bloemstelen onderaan op verschillende hoogten zijn ingeplant ( de vlier - lijsterbes - kerseboom - wolfsmelk - valeriaan ( koninginnekruid ) . 5e De tros : En soort aar , waarvan de algemene aanblik kegelvormig of opgezwollen is . Hij wordt samengesteld genoemd , als hij meerdere vertakkingen heeft ( acacia - goudenregen - sering - druif - aalbes - hyacinth - leeuwenbek ) . Soms draagt hij de naam van tuil ( sering , paardekastanje , liguster ) . 6e Het bijscherm : De hoofdas van bloeiwijze eindigt in een bloem . Hieronder groeien één of twee zijvertakkingen om in dit geval uit te lopen op een eerste vork -achtige vertakking . Die kan op zijn beurt weer op elk van beide tegenover elkaar gelegen zijvertakkingen door een tweede of derde vertakking van dezelfde orde worden gevolgd ( klein duizendguldenkruid , silene en koekoeksbloem . Soms ontrolt de enige eerste zijtak , die hier ontwikkeld is , zich spiraalvormig , terwijl de bloemsteeltjes op de bovenkant van de spiraalbocht , die hij vormt , staan ingeplant ( ver-geet-me-niet - smeerwortel ) . Dit noemen wij dan " schicht " . Onderstaande afbeeldingen laten dit duidelijk zien .
Structuur van de bloem.
Laten wij nu terugkeren tot de bloem , zoals wij haar zien . Of de vorm regelmatig is of niet , enkelvoudig of samengesteld , de bouw laat zich , wat zijn kenmerken betreft , gemakkelijk herleiden tot het schema van figuur 6 . De kelk , het eerste uitwendige beschermende bekleedsel , ontbreekt soms , doch wordt dan vervangen door de bloemkroon , die de eigen kleuren van de bloem bewaart , terwijl een kelk meestal groen is . De kelk kan verschillende vormen aannemen . Hij is samengesteld uit een verzameling blaadjes , die onderling min of meer samengegroeid zijn en soms in verschillende lagen over elkaar heen liggen . Wij hebben reeds een opsomming gegeven van de verschillende rangschikkingen van de bloemkroon , een verzameling gekleurde bloemblaadjes , als het ware een soort juwelenkistje , waarin zich de kunstige voortplantingsorganen bevinden , die we reeds hebben genoemd : a ) de meeldraden , de mannelijke bestanddelen , in 't algmeen bestaande uit : van onderen , een lang dun deeltje , de helmdraad , en van boven een gezwollen deeltje , de helmklop , die het vruchtbare stuifmeel rondstrooit ( fig . 13 ) ; b ) de stamper , het vrouwelijk orgaan , neemt bij voorkeur in het centrum van de bloem plaats . Hij bestaat uit één of meer onderling aaneengevoegde of samengegroeide vruchtbladen . Men zou het vruchblad kunnen vergelijken met een klein flesje , waarvan het ronde gedeelte overeenkomt met het vruchtbeginsel en waarvan de zeer sterk uitgerekte hals ( de stijl ) uitloopt op een meer of minder uigesproken verdikking , de stempel , bestemd om het stuifmeel op te vangen en vast te houden . Door het nauwe kanaal , binnen in de stijl , zal het stuifmeel de eitjes gaan bevruchten , allen bijeen in het vruchtbegingsel , dat zich als kelk , kroon , meeldraden en stijl eenmaal zijn verdwenen tot vrucht ontwikkelen zal , terwijl elk bevrucht eitje een zaadje of kiem wordt , waaruit een nieuwe plant groeit . Hoe boeiend dit proces van voortplanting ook moge zijn , hier interesseert het ons slechts voor zover het zichtbaar is aan de dikwijls zo bevallige , kunstige en gevarieerde gestalten , die de verschillende delen van de bloem en zelfs de vruchten aannemen . Het zijn vormen en kleuren die wij als tekenaars , schilders en decorateurs moeten weergeven . Wij zullen dus niet verder over dit onderwerp uitweiden , aangezien er vele botanische handboeken zijn , waarin de nieusgierige leerling alles vindt van wat hij over bepaalde planten en bloemen wil weten .
De Bloemknop .
Zoals er een stengelknop is voor blad en tak , is er ook een bloemknop . Hij bevat in beginsel al de bestanddelen van de ontloken bloem . Zijn kleur is in 't begin meestal zacht groen en dat komt omdat hij geheel door de kelk beschermd wordt . Maar langzamerhand zal hij de kleur van de bloem openbaren , al naar gelang die loskomt uit zijn schede . De bloembladeren zullen zich daarna op de verschillende wijzen ontvouwen en eenmaal volwassen geworden zal de bloem haar maar al te korte bestaan leiden . Elk van de opeenvolgende stadia van zijn ontluiking vraagt nauwkeurige waarneming . Zij geven het boeket zijn verschillende accenten , die de gratie mengen met de pracht der ontloken bloemen , de kunstigheid met de luister .
Omvang van het plantenrijk .
Het veld , dat wij onderzoeken , is onmetelijk uitgestrekt en wij zijn dan ook genoodzaakt ons beperkingen op te leggen . Alle woekerplanten of parasieten hebben wij buiten beschouwing gelaten , evenals die wonderlijke wereld der orchideeén . De stof is te uitgebreid . wij kunnen echter niet stilzwijgend voorbijgaan aan enkele merkwaardige planten die buiten onze indeling vallen : de verens , de paardenstaarten , de wolfsklauwen , de mossen , de korstmossen en heel die zeewereld : de algen , de zeewieren , met kleuren en arabesken . Het onderzoek onder water openbaart ons nog steeds onvermoede schoonheden . En de paddestoelen , met hun zo verschillende vormen , waarvan de kleuren mede het toverachtige schouwspel van de bosbodem bepalen . En al de vetplanten , vanaf de bescheiden huislook van daken en muren tot aan die overdonderende Mexikaanse waskaarsen . Om nog niet te spreken van de aloé's , de agaven , de cactussen met hun knobbelige of sponsachtige lichamen ( waterreservoir voor de lange perioden van droogte ! ) . Maar we hoeven niet zo ver te gaan ; dicht bij huis vinden wij onze vruchten , onze bessen , onze groenten , motieven waarvan vele kunstenaars prachtige schilderijen hebben gemaakt . In de natuur is alles harmonie . Wij moeten op ontdekkingstocht zonder vooroordeel , maar oog in oog tegenover dat wat de natuur ons biedt ! Wij moeten er de schoonheid van ontdekken en dit anderen laten zien . Laten wij toch vooral goed leren waarnemen ; bekijken van ver af of van dicht bij , nu eens op zoek naar kleur dan weer naar het kunstig lijnenspel of de minitieus uitgewerkte details , al naar gelang het karakteristiek is voor de betreffende plant of bloem . Dit alles is een zaak van studeren en waar elke studie tot herscheppen leidt , tot een toekomstige persoonlijke schepping . Het onderzoekingsterrein is onbegrensd en hoewel het reeds eeuwenlang is doorkruist en doorvorst verbergt het voor de kunstenaar nog duizenden vruchtbare ondekkingen . Met dit voor ogen gaan wij thans aan ons werk !