Mijn meer dan 50 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik meedelen en zelf nog bijleren. Doch de wereld is groter dan de tuin. Daar is eveneens veel te zien en te beleven.
25-03-2016
VERVOLG 2
VERVOLG 2
Foto 26 is het huis nr 30 in de Transvaalstraat
Een brozen paard in dit huis
De Duivelkens van dit huis in de Tansvaalstraat zijn al niet goed meer te zien
Deze voormiddag zat ik de krant ter lezen en werd ik opgeschrikt door angstkreten van een kip aan de zuidkant van het huis.
Ik naar buiten en zag de hond, wit en met een paar vlekken achteraan, kleiner formaat en loddervet, verdwijnen. De kip had zich gelukkig achter een karton weten te verschuilen. Ik was er ook direct bij.
Als ik later in de tuin kwam zag ik pas goed de ravage: op twee plaatsen een hoop pluimen. Direct vielen mij de pluimen op van de haan; een klein rasbeest dat zich wellicht gesteld had. Ook mij heeft hij al durven aanvallen.
Een eind verder weer pluimen en ook hier zijn de hanenveren te herkennen. Voorlopig geen spoor meer van de haan. Vanavond was hij niet naar het kot teruggekeerd. Wellicht ligt hij ergens doodgebloed. De kippen zag ik daarna weer bij elkaar, dacht ik toch, want vanavond in het kot ontbreekt een witte kip.
Toen we hier 53 jaar geleden kwamen heb ik al ervaring opgedaan met een gevaarlijke hond. We kregen de hond, een scheper, van een familielid, want het beest had kippen bij een buur doodgebeten. Ik had het beest vastgelegd doch blijkbaar niet goed. Direct hield hij razzia onder mijn kippen.
We hadden in de tijd (eind zestigerjaren) een verre buurvrouw op de landweg met tientallen honden. Ook toen moest ik mij kippen goed afschermen.
In de loop van de vele jaren is er verschillende keren wel een hond op het erf gekomen; gelukkig zonder veel erg.
Wat ik nu meemaak is echter een stuk erger. Deze gevaarlijke hond dient opgespoord te worden en naar de dierenhemel te worden gezonden; zoniet blijft dat beest te gevaarlijk voor kippen.
In bijlage foto’s
Plaats bij het huis waar de kip die ik hoorde gebeten werd.
Plaats 2 bij de tunnelserre. Hier veel pluimen
Detail van de hanenveren hier, compact bij elkaar.
In de Brabanthallen van ‘s Hertogenbosch gaat nu al enkele jaren de Internationale Kleinfruit Conferentie door.
De grote hal staat vol men standen betreffende het kleinfruit. Mij interesseert vooral wat te vernemen over de huidige rassen. Zo liet men op de stand van ABZ Seeds, een Nederlandse firma van Andijk (Noord-Holland) een nieuwe, mooie aardbei proeven. Ras Delizzimo® met een echt lekkere smaak, -zeer opmerkelijk voor de tijd van het jaar!- hier geteeld in een verwarmde en met ledlicht verlichte serre. Gé Bentvelsen vertelde dat zij al twintig jaar veredelingswerk verrichten. De firma is gespecialiseerd in aardbeienzaden ABZ: Aardbeienzaden. De Greenery had een stand waar voortdurend fijne hapjes met allerlei kleinfruit aangeboden werden. Op een andere stand liet men herfsframbozen uit Portugal proeven: Kwanza, Kweli en Imara. Kwanza heeft duidelijk de beste smaak. Achteraf vernam ik dat Kwanza niet gemakkelijk is om te telen.
Ook de referaten vond ik interessant, telkens kort en duidelijk geillustreerd.
Van Fanny Pitsioudis vernam ik dat ik geduld moet hebben met de herfstbraam Reuben. De plant moet eerst een stevig wortelgestel ontwikkelen vooraleeer vruchten te kunnen ontwikkelen; in een eerste jaar lukt dat niet.
Foto’s
International Soft Fruit Conference
Vlaamse bezoekers
Lekker
Links Kwanza, rechts Imara
Gé Bertvelsen van ABZ en Eline Braet, onderzoekster
In De Bijl loopt tot 31 jan een herdenkingstentoonstelling. Op de opening werd hij door burgemeester Liesbeth Verstreken tot ereburger van Zoersel verklaard.
Hij begon als keramieker maar schakelde begin der zestigerjaren over op marmer van Carrara.
FOTO’S
Foto Jan Dries
De inleidster
Burgemeester Liesbeth Verstreken
Katrien Schrijvers, schepen van cultuur; een familielid; de burgemeester
Ik heb tot vorige week moeten wachten om het eerste koppeltje pimpelmezen bij de vetbollen te zien.
De koolmezen zijn gelukkig nog talrijk.
In het pas ontvangen ‘Zoerselbos’, het blad van de Vrienden van Zoerselbos (info@zoerselbos.be) iets interessants gelezen.
In veertig jaar is de zomereik ongeveer 10 dagen eerder gaan uitlopen. Tegenwoordig komen de wintervlinderrupsen gemiddeld 14 dagen eerder uit het ei dan vroeger.
De wintervlinder gedijt op meerdere boomsoorten, naast eik zijn ook appelbomen en kweeperen zeer geliefd.
De mezen stemmen hun broedgedrag echter af op het lengen van de dagen. Klimaatopwarming speelt hierbij geen rol.
Wanneer de jonge meesjes uitkomen zijn al veel rupsen terug verpopt in de grond, minder voedsel voor de vogels.
De populatie van de wintervlinders - de kleine wintervlinder, de grote is veel zeldzamer- schommelt wel met de jaren. In 2014 had ik de slechtste appeloogst ooit. Ik zag de oorzaak in de talrijke kleine wintervlinders maar ook in de talrijke bloesemsnuitkevers, die de bloemen van binnenuit uitvreten. Een anderte factor is wellicht dat een groot deel van mijn bomen een gezegende leeftijd, zoals men vroeger zei, bereiken en dat er wellicht tijd ontbrak om voldoende aan verjongingssnoei te doen. De beurtjaargevoeligheid wordt dan ook veel groter: in 2014 niets; in 2015 alles. Gevolg in 2015 was er een topoogst als nooit te voren!
Mijn conclusie: gaan de mezen achteruit? Iemand die hier regelmatig komt had deze winter nog geen enkele mees gehad op haar vetbollen; vroeger altijd.
1.01.2016 BFV ziet vraag en aanbod biofruit geleidelijk groeien
De boodschap ‘bio zit in de lift’ hoeft niet altijd van BioForum Vlaanderen te komen. In het driemaandelijks tijdschrift BFVision meldt de Belgische Fruitveiling dat de vraag naar biologisch fruit nog stijgt. Dit biedt naar verluidt mogelijkheden om zonder schaalvergroting een leefbaar bedrijf uit te bouwen. Een forse, ongecontroleerde uitbreiding acht de veiling niet wenselijk omdat het evenwicht tussen vraag en aanbod broos is. Bij BFV is het aanbod zeer geleidelijk gegroeid. In 1999 besloten vijf hardfruittelers uit het Hageland hun bedrijf naar bio om te schakelen. Momenteel zijn ze met acht, wordt er 105 hectare biologische appels en peren voor BFV geteeld en zijn er opnieuw twee bedrijven die de stap zetten.
Bijna alle Belgische warenhuizen verkopen biologisch fruit van de Belgische Fruitveiling. De vraag blijft langzaam maar zeker toenemen. Spectaculair is deze stijging niet zodat een forse uitbreiding van het aanbod de markt kan verstoren, “temeer omdat de uitvoer van bio-appels vanuit België beperkt is”, schrijft BFV in zijn ledenblad.
Meer groeimogelijkheden zijn er op de markt voor industriefruit. De vraag naar biologische appels voor verwerking zit al jaren in de lift. Steeds meer verwerkers starten met productielijnen voor bio of voor babyvoeding met biofruit als grondstof. Momenteel bevoorraden zij zich ook vanuit het buitenland. BFV zoekt uit hoe hier in de productie op ingespeeld kan worden.
Ook de vraag naar biologisch geteelde peren zit in de lift dankzij de mogelijkheden voor export. Nu reeds is meer dan de helft van de biologische conference-peren bestemd voor uitvoer. De bestemmingen zijn Nederland, Scandinavië, Duitsland, Frankrijk en Spanje. “De vraag is zeker dit jaar groter dan het aanbod, waardoor we reeds eind januari uitverkocht zullen zijn”, aldus BFV.
Ondanks het groeipotentieel waarschuwt de veiling voor euforie. De teelt van bioperen is niet voor iedereen weggelegd. Er zijn problemen, zoals wantsenschade, waarvoor er nog geen pasklare oplossing is. In de biologische fruitteelt kunnen immers geen chemische bestrijdingsmiddelen ingezet worden. De opvolging van ziekten en plagen vraagt meer opvolging en vakmanschap, de onkruidbestrijding moet mechanisch gebeuren en het dunnen van de vruchten manueel. Financieel is er de uitdaging om de periode van omschakelen te overbruggen. De eerste drie jaren kan de oogst nog niet als bio verkocht worden.
Ik kreeg een mail waarin er sprake was van ‘Black Pearl’. Ik wou er meer over weten.
Fourberry: More than just a new fruit
Posted by Graham Rice (RHS in Engeland) on 12 Nov 2011
The blackcurrants, redcurrants, whitecurrants and gooseberries that we grow in our gardens are all derived from different wild species of Ribes. But, in all, there are around 150 different wild Ribes and others are also well worth growing including, of course, the flowering currant, Ribes sanguineum.
Now another species comes to the fore, R. odoratum (usually grown in gardens as R. aureum) and long prized for its attractive fragrant spring flowers. Two new varieties are being launched this autumn, ‘Black Gem’ and ‘Black Pearl’, both selected from several thousand seedlings for their combination of colorful flowers, fragrance, autumn foliage colour and, of course, high quality fruit. These four features give them the common name of Fourberry.
Developed in Switzerland by a family fruit nursery that began as long ago as 1889, their Lubera brand specialises in new fruit varieties of all kinds. Their RedLove apple was launched last year.
In April and early May, the distinctive yellow flowers of Fourberries hang along the length of the previous year’s branches in long strings. Each has a distinctive red ring around the centre of the flower and a delightful fragrance. In summer the black berries ripen, they can be eaten fresh or used for juice or in jam. Then, finally, in autumn the foliage turns vivid red. In today’s smaller gardens, any plant that brings us four separate features at different times of year by is especially valuable.
Both varieties reach 1.2-1.5m/4-5ft, ‘Black Gem’ has slightly smaller berries and ripens from the end of July to mid August while ‘Black Pearl, with its larger berries, ripens earlier, from mid July into early August. Grow both for the longest season.
Twintig jaar terug verwierf ik – via Peter Bauwens- de Crandallbes. In de USA heeft men het blijkbaar over crandallberry en in GB over fourberry.
Crandallbes
Family: Grossulariaceae Genus: ribes Species: ribes odoratum (known as spicebush or clove currant)
General form is upright, making a bush that is more vertical than drooping. Leaves are more finely divided than most other currants, deviating a bit from the maple leaf resemblance. This is a very attractive plant, the foliage becoming a brilliant red come fall and retaining those leaves better than many other ribes. The blooms are also distinct, forming a bright yellow trumpet shaped flower that stands out from rich green bush. Most others in this genus have nearly invisible bloom and low fragrance, but not this one, making for an ornamental and aromatic addition to the landscape. The names “spicebush” and “clove currant” were given to oderatum for the character of the flowers’ odor. Flowering lasts two weeks.
The overall growth is : height: 3 to 7 feet, spread: 3 to 5 feet. It is known to tolerate heat a bit better than other ribes. It has a reported resistance to white pine blister rust and to powdery mildew. It is immune to cane blight.
Pollination is a non-issue with most ribes since most are self pollinating. The skinny on Crandall is a bit less clear. Many references state that odoratum species are a dioecious lot, and furthermore many lump Crandall in with the wild species. There are conflicting reports from nurseries and growers about this. Nurseries and orchards (us included) would find it hard to come to terms on this issue due to a wide range of suitable pollinators from other individuals and species. There are growers who report good cropping with a single Crandall. What is escaping the discussion is that no Crandalls have ever been sold as sexed plants (see Research pages for more on dioecious plants), so the whole issue seems moot. Also, all named varieties are clones, which of course would not yield both sexes from a single plant, which is what named varieties are. All the Crandalls growing in our orchard are a single clone, and all produce fruit. The conclusion? We would suggest growing it in company with other ribes, since we like to sell more plants (wink), but you will probably be fine with one.
Crandall is one of the so-called clove currants (ribes odoratum) which are native in the US and common from Minnesota down through Missouri and to Texas. The species in general are very winter hardy, and Crandall in particular has survived well in North Dakota plantings. This heirloom variety was introduced in 1888.
Fruit ripens unevenly. Green picked fruits reportedly will ripen. These berries will be larger than other currants, up to ¾ an inch, making it more the size of a gooseberry or grape. These are quite different in taste than true black currants. The Crandall is far sweeter, and lacks the distinct musky flavor of ribes nigrum. It is a much better candidate for fresh eating, but the less pronounced taste will not compare with traditional black currants in the culinary realm.
Read more about currants in the Research section…
Additional Information
Botanical Name
ribes odoratum
Common Name
currant
Cold Hardiness
Cold Hardy
Heirloom Status
No
Fruit Uses
All Purpose
Storage
Fair
Harvest Season
Summer, Late Summer
Bloom Time
self pollinating
Fruit Qualities
sweet/tart distinctive
Tree/Plant Qualities
moderate vigor
Planting Location
Partial Shade
Fourberry® Orangesse®
Dit is al een nieuw ontwikkelde oranje variëteit. Vergelijk met Pink Lemonade bij de blauwbessen.
Vanmorgen belde dochter Veerle- gisteren met het gezin aangekomen uit Canada- of ik nieit mee ging wandelen opde Kalmthoutse Heide.
Zoals verrwacht is het vandaag een zonnige dag en van Veerle vernam ik dat in de zon lopen goed is tegen de Jetlag.
In Vancouver in Brittish Columbia, de westkant van Canada, lopen ze 9u achter op ons en als je naar hier komt mis je een nacht slaap.
Schoonzoon Rene Beyers is een kenner van de Heide. Hij kwam er als kind zeer regelmatig, want zijn grootvader woonde op de rand. Voor zijn master Biologie deed hij een studie rond de Vennen. Trouwens vandaag is het zijn verjaardag. Een prachtig open landschap. Heidebranden hebben er voor gezorgd dat op sommige plaatsen het bos verdwenen is. Een ven waar ze vroeger gingen zwemmen, lag er haast uitgedroogd bij en daarvoor had Rene geen verrklaring.
Hij was vol lof over hoe de heide nu onderhouden wordt. Het pijpenstrootje wordt onderdrukt door begrazing. Na een heidebrand is de grond verrijkt en daarvan profiteert het Pijpenstrootje. Heide moet het hebben van een arme bodem. Soms zet men ook afgravingsmachines in. Op sommige plaatsen staat de heide er prachtig bij.
Afgezien van de vele interessante babbels, was ik tevreden de drie uren wandeling zonder problemen te zijn doorgekomen. Het moeilijkste was nog de klimpartijen over de stapplanken om afsluitingen te overschrijden. Je hebt steun aan de rechtopstaande balk. Toch gemerkt dat ik stijver begin te worden.
FOTO’S
Silke, Robin (de oudste) en Shara. Pieter, nr 2 is er niet bij.
We beleven weer een warme week, 15° graden is het geweest. Vandaag was het eerder een donkere dag, maar droog. 13° tegen de avond.
Ik was aan het snoeien en plots hoorde ik vriezeganzen. Zeer luidruchtig waren ze niet. Echter een prachtig zicht. De hemel was gedeeltelijk opgeklaard. Er waren maar eventjes 4 V-formaties. Het was intussen half vijf en de hemel kleurde rood, een goed teken voor morgen goed weer. Ik heb er het fototoestel bijgehaald; maar de ganzen waren weg.
Van in mijn jeugd zijn de trekkende ganzen geassocieerd met vorst. In West-Vlaanderen heeft men het dan over ‘vriezeganzen’. In het hoge, Siberische noorden is het dus al winter geworden.
Mijn overleden vrouw Aleide heeft een deel van haar jeugd doorgebracht bij Tante Maria en nonkel Dard in Uitkerke-Blankenberge. Ze zijn gestorven rond 1980. Pas daarna hebben de ganzen (Kleine Rietganzen, maar bij vele honderdtallen) de Uitkerkse Polders ontdekt.
Boomkweker Ger van Santvoort, bij wie ik zo’n til had leren kennen (blog van 15/07/2015) stuurde mij het jaarverslag.
Hij vroeg of bij ons ook iets dergelijks bestaat?
Na Duitsland, is men in 2008 in Nederland er mee begonnen. Dit jaar stonden er al 139 en werden er 6 tillen voor het eerst bezet.. De tillen staan verspreid over Nederland. Van deze tillen waren er dit jaar 21 bewoond. Om kans te maken op bewoning moeten er op minder dan 300m nestelende vogels zijn. Elk jaar komt er meer bewoning bij. In het totaal ging het om 193 broedparen. In Nederland neemt de huiszwaluwenpopultie sinds 1990 lichtjes toe. Schatting tussen de 60 000-125 000 paren.
Ik verkeer in de mening dat de huiszwaluwen bij ons wel achteruitgaan?
Stonden op het Programma: het pas geopende ‘Memorial Museum’ betreffende de geschiedenis van Mons van in de Middeleeuwen tot en met de tweede wereldoorlog, zeer uitgebreid gedocumenteerd. Ik was verrast dat de bezoektijd van een uur om was en dat ik nog maar in de eerste wereldoorlog zat. Zeer boeiend.
In de namiddag stapten we voorbij het herstelde kunstwerk ‘The Passenger’, 90 m lang en 18m hoog van Arne Quinse, een Vlaamse kunstenaar van Sint-Martens-Latem, maar over een heel stuk van de wereld actief. Er wordt verondersteld dat het kunstwerk 5 jaar zal blijven staan. Ik vraag mij af wat er zal gebeuren als het een keer zwaar sneeuwt. Ik heb telefoon- en elektriciteitsdraden weten afknappen onder het gewicht van de sneeuw.
Dan gingen we een kijkje nemen in het ‘Mundaneum’, dat recent verhuisd werd van het Jubelpark in Brussel naar Mons. De initiatiefnemers wilden bij het begin van de XX sts eeuw alle kennis bundelen, systematiseren en vonden daarvoor het ‘Unversele, Decimale Stelsel’ uit waarin alle boeken gecatologiseerd werden.
In de vele schuiven kwamen vele duizenden steekkaarten. De voorloper van het internet dat alles zoveel vergemakkelijkt heeft en dat voor iedereen zomaar toegankelijk is.
Vervolgens reden we naar ‘Le Grand-Hornu’, een oude kolenmijnsite, gesloten in 1954, door Walonië gerestaureerd tot een tentoonstellingsgebouw: het Musée des arts contemporains (Mac’s). De directeur Laurent Bussine is een bekende naam in kunstmiddens. Reisleider Peter L’hoëst vond dit het mooiste museum. Momenteel loopt er de tentoonstelling ‘De Mens, de Draak en de Dood. De Glorie van Sint Joris’.
Le Grand-Hornu is tot werelderfgoed verklaard. Henri De Gorge (1774-1832) bouwde het complex, inbegrepen 425 werkmanswoningen tussen 1810 en 1830. Het is een prachtig geheel.
Ik kwam er een eerste maal 35 jaar geleden. Ik vond het toen veel indrukwekkender met de reusachtige stoommachine en andere machines. Niets daarvan is bewaard gebleven, behalve de muren, zonder dak en de schoorsteen.
FOTO’S
Peter L’hoëst, de organisator
Memorial Museum
Het oude Mons. let in het midden op de heuvel waarop het Belfort staat en ernaast de Sint-Waltrudiskerk