De leemte over de onderstammen!
Ik ben op het verkeerde been gezet. Bij de beschrijving van de onderstammen: hoogstam, halfstam (zeer ongenuanceerd) en laagstam (of struik, doch dit woord gebruikt men niet), vond ik niets over de gebruikelijke rassen en niet de minste verwijzing naar verder in het boek! Derassen appelonderstammen komen pas beperkt aan bod op pagina 103/104 voor appel en op pagina 125 voor peer.
Het gedeelte over appelonderstammen voldoet mij niet. De B9, in plaats van de M9, waarvoor Willy Mahieu vurig pleit, vindt men niet de moeite om te vermelden. In de Okinaganvallei in British Columbia heb ik op een biologische fruitfarm een groot perceel op deze onderstam gezien. Ik hoor dat fruitenthoesiasten bij ons deze onderstam – sterker dan M9 - met succes gebruiken.
Men vermeldt wel M7 voor laagstam en halfstam, maar geen verdere uitleg. Tussen 1962 en 1980 plantte ik mijn meeste appelbomen op M7, de enige onderstam die de plaatselijke boomkweker Mampay te Viersel gebruikte. Het waren meestal iets hoger geënte halfstammen. Dat was, naar zijn ondervinding, de beste onderstam voor de Kempische zandgrond zei hij. Wellicht werden deze bomen eveneens bij liefhebbers op de goede gronden van het belendende Broechem aangeplant?
Ten tijde van de eerste Veltwerkgroep-Fruit in het Antwerpse gebruikten we bijna uitsluitend de MM106. De groeikracht van de M7 gaat er boven. Je kan er gerust een hoogstam mee vormen. De paar bomen op MM111 die ik heb blijven er ook onder, maar dat kan ook aan het er op geënte ras (Falstaff, interessant, tot dec.) liggen.
Nog een anecdote: ik heb een reuzenhoge (mijn ladder van 8m schiet een stuk tekort) Schone van Boskoop, gekocht als struik. Op een 30tal cm ontsproten 3 stammen. Jaren later heb ik er 1 behouden. De onderstam was duidelijk een zaailing, doch geënt als een laagstam of struik!
Wellicht gebeurt dit nu niet meer.
Marc Geens pleit ervoor dat de onderstam standaard op het naamplaatje van een appelboom zou vermeld worden.
|